Do's en don'ts in de participatiesamenleving
Vier jaar geleden noemde koning Willem-Alexander de participatiesamenleving in zijn Troonrede als vervanger van onze "klassieke verzorgingsstaat". Dat loopt nog niet helemaal goed, concludeert kenniscentrum Movisie. Honderdduizenden Nederlanders hebben de handschoen opgepakt, maar het zijn wel vooral blanke, hoogopgeleide Nederlanders die in actie komen.
In een enquête vroegen wij naar ervaringen van mensen met de participatiesamenleving. Ruim 150 mensen deelden hun verhaal. En dat leverde heel wat do's en don'ts op.
Ga al heel snel met de gemeente om tafel
De gemeente wordt vaak genoemd in de reacties op de NOS-enquête: soms als succesfactor, maar vaker als knelpunt. Veel initiatiefnemers zien de gemeentelijke regels vooral als belemmering.
Een schrijnend voorbeeld komt van een man die voor zijn ouders een mantelzorgwoning wilde bouwen. Hij moest hiervoor steeds nieuwe verklaringen bij de gemeente afgeven, waar veel tijd overheen ging. "Inmiddels is mijn vader overleden en blijft de aanvraag voor mijn moeder staan."
Het helpt om in een heel vroeg stadium met de gemeente om tafel te gaan, dus al voordat je veel tijd in je project hebt gestoken. Dan kun je vast inventariseren hoe flexibel de gemeente is en of deze bereid is mee te denken. Denk hierbij niet alleen aan de gemeentelijke organisatie zelf, maar ook aan de gemeenteraad, adviseren betrokkenen bij Zorgcoöperatie Schaijk: als de ambtenaren dan opeens niet meer meewerken, heb je nog een vangnet.
Als het nodig is, kunnen we in het weekend een ambtenaar wakker bellen.
Het meest verregaande voorbeeld van samenwerking met een gemeente komt uit Gouda. De initiatiefnemers van de stichting GoudApot vonden de gemeente bereid om de verdeling van maatschappelijke subsidies voortaan aan hen over te laten. "Wijkteams kregen in het verleden standaard een zak geld van de gemeente. Nu dienen zij subsidieaanvragen in bij GoudApot." De samenwerking verloopt soepel. "Als het nodig is, kunnen we een ambtenaar in het weekend wakker bellen."
Het is overigens niet alleen belangrijk de gemeente al snel bij je idee te betrekken. Houd ook rekening met andere partijen, blijkt uit onze enquête. In het voorbeeld van GoudApot moesten de bestaande wijkteams bijvoorbeeld best wennen aan de nieuwe situatie.
Andere projecteigenaren kregen te maken met organisaties die hen als concurrent zagen. Zo organiseert het project De Kids van Amsterdam Oost activiteiten voor kinderen van 5 tot 25 jaar. Maar de initiatiefnemers moeten knokken voor hun plekje, schrijven ze. "De organisatie wordt klein gehouden door andere, grotere welzijnsorganisaties die zeggenschap hebben in Amsterdam."
Betrek (lokale) bedrijven bij je project
In veel gevallen blijkt het moeilijk de financiering voor een initiatief rond te krijgen. Soms zegt de gemeente bijvoorbeeld subsidie toe, om daar vervolgens op terug te komen.
In Rijswijk betrokken zo'n vijftig huishoudens lokale ondernemers bij de ontwikkeling van een groene woonbuurt. Uiteindelijk leidde dat tot een effectief samenwerkingsverband. "Het architectenbureau heeft heel veel tijd en geld in het project geïnvesteerd vanuit een gedeelde ambitie. Het bouwbedrijf durfde risicodragend in te stappen. De gemeente was blij dat ze kopers van de grond had en wij waren blij dat we onze eigen leefomgeving zelf konden bepalen."
Verzamel genoeg vrijwilligers en donateurs
Vrijwel alle burgerinitiatieven draaien op vrijwilligers, gefinancierd door gemeentelijke subsidies, stichting Doen of het (lokale) bedrijfsleven. Maar er vallen regelmatig mensen uit, blijkt uit onze enquête. En het kost best veel tijd om een initiatief draaiende te houden: ruim een derde van de respondenten besteedt wekelijks gemiddeld 16 uur of meer aan het project.
Een groep vrijwilligers en eventueel donateurs is dus van groot belang. Maar vaak zijn mensen terughoudend om zich op te geven, weten de initiatiefnemers van Zorgsamenbuurten Eindhoven, die bijeenkomsten organiseren voor 60-plussers. "Vraag mensen daarom wat ze wél kunnen en willen doen, ook al is dat maar eens per maand of een keer per jaar."
Op basis van deze vraag konden ze in Eindhoven een lijst samenstellen met namen van buurtbewoners en de dingen die zij konden bijdragen. Als een 60-plusser bijvoorbeeld computerproblemen heeft, checkt een vrijwilliger nu op die lijst welke buurtbewoner hem het beste kan helpen. "Accepteer dat veel vrijwilligers hun eigen taak willen uitvoeren, maar niet de verantwoordelijkheid voor het geheel willen dragen."