De participatiesamenleving is vooral iets voor hogeropgeleiden
De participatiesamenleving, waarin van burgers wordt gevraagd meer zaken zelf te regelen, heeft exact vier jaar na de introductie in de Troonrede nog een elitair karakter. Dat concludeert kenniscentrum Movisie uit het beschikbare onderzoek naar dit stokpaardje van het kabinet Rutte-II.
Het zijn vooral blanke, hoogopgeleide Nederlanders die bijvoorbeeld een zorgcoöperatie beginnen of een mantelzorgwoning bouwen voor hun ouders. Daardoor dreigt volgens Movisie een tweedeling te ontstaan. Enerzijds is er een elite die de weg kent en het goed weet te regelen. Anderzijds is er een klasse van lageropgeleiden, migranten, sommige ouderen en mensen met een licht verstandelijke beperking die dat niet lukt. "Terwijl dat voor hen juist hard nodig is", onderstreept Movisie in zijn analyse.
Geen streefdoelen
In 2013, in zijn eerste Troonrede, zei koning Willem-Alexander dat de klassieke verzorgingsstaat langzaam verandert in een participatiesamenleving. "Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven."
Het is moeilijk te zeggen hoeveel burgerinitiatieven er inmiddels zijn, zegt Movisie. Dat komt ook doordat een harde definitie van het begrip participatiesamenleving ontbreekt en er geen streefdoelen zijn gesteld. Naar schatting 250.000 burgers zijn actief in onder meer maatschappelijke organisaties. Terwijl er volgens diezelfde schatting ongeveer 3,4 miljoen mensen nodig zijn om van een werkelijke overgang naar een participatiemaatschappij te kunnen spreken.
"Nog een lange weg te gaan dus", concludeert Movisie. Daarbij blijkt uit onderzoek dat de extra mantelzorg die nodig is sinds de overheid een stap terug heeft gezet, ten koste gaat van het klassieke vrijwilligerswerk.
Ambtenaren
Wat is er nodig om van een burgerinitiatief een succes te maken? En wat zijn de belangrijkste problemen die mensen tegenkomen? Op een oproep van de NOS aan het publiek om concrete projecten te noemen kwamen meer dan 150 serieuze reacties binnen. De buurt en de 'voortrekkers' van de projecten zelf kwamen in die lijst naar voren als belangrijkste succesfactoren. Terwijl gemeenten en andere overheden verreweg het meest werden genoemd als hinderpalen.
Burgerinitiatieven passen niet altijd in de bestaande kaders en regels, en er is bij ambtenaren soms onvoldoende bereidheid om daar flexibel en creatief mee om te gaan, is de breed gedeelde klacht. "De gemeente is tot nu toe vooral een hobbel geweest omdat er zoveel regelgeving is en niets kan en niets mag", vertelt een van de initiatiefnemers.
Maar er zijn ook uitzonderingen: sommige gemeenten reageren juist positief op een burgerinitiatief en denken actief mee. Het meest in het oog springende voorbeeld is Gouda, waar inwoners zelf bepalen waaraan de subsidies voor dit soort plannen worden besteed. "Als het nodig is, kunnen we een ambtenaar ’s nachts in het weekend bellen", meldt een tevreden bewoner over het team dat dit project begeleidt.