De flappentap is jarig, een halve eeuw geld uit de muur
John van der Tol
John van der Tol
Tegenwoordig wordt steeds vaker gevraagd om met je pinpas af te rekenen, toch is de geldautomaat ook nog niet uit het straatbeeld weg te denken. Morgen is het 50 jaar geleden dat in Groot-Brittannië de allereerste werd geplaatst.
Het idee ontstond bij de Schotse uitvinder John Shepherd-Barron. Hij was geïnspireerd door automaten met chocoladerepen en zag daarin mogelijkheden om met geld aan de slag te gaan. En met succes: de Automated Teller Machine (ATM) bleek een gat in de financiële markt.
De primeur was op 27 juni 1967 voor de bank Barclays in Enfield, ten noorden van Londen. Het veranderde de relatie met banken definitief. Klanten hoefden niet langer meer binnen te lopen om geld aan het loket te halen en konden dus ook buiten de openingsuren van de bank terecht.
"Kort hierna zag je dat er allerlei spelers in de wereld zich gingen oriënteren", zegt betalingsverkeersdeskundige Simon Lelieveldt van Financieel Erfgoed. "Er werd geëxperimenteerd met varianten."
Zo werd de cash dispenser bedacht. "Daarbij moest je een ponskaart met pincode invoeren die dan door het apparaat werd geregistreerd. En je had de geldautomaat die was gelinkt aan je rekening. Die kon dus meteen een controle uitvoeren op je saldo."
Gemeentegiro Amsterdam was in 1976 de eerste in Nederland die de eerste volwaardige automaten voor klanten installeerde. In de jaren daarvoor waren er al verschillende proeven gedaan in onder meer Alphen aan den Rijn, Amsterdam en de regio Twente.
De allereerste automaat in Nederland kwam in de Van Swindenstraat in Amsterdam-Oost. "Die apparaten stonden via een computer in verbinding met je rekeninggegevens", vertelt Lelieveldt. "Je kon je saldo checken, geld opnemen en geld storten. En dat gebeurde met de allereerste pas met pincode: de geldkaart." Dat was een zilverkleurige kaart met blauwe letters en een magneetstrip.
Interessant, dachten een paar directeuren bij de Rabobank in de jaren 80. "Zij waren de eerste die op grote schaal apparaten neerzetten. Het waren directeuren die stoer wilden doen, ze wilden gewoon meedoen. En de Rabobank was daarna lange tijd degene die voorop liep in Nederland."
Drie keer pinnen
Het betekende een ommezwaai binnen de bankenwereld. "Maar je had wel twee kampen", legt Lelieveldt uit. "Giro wilde dat elke automaat altijd verbonden was met het hoofdkantoor. De andere banken legden een netwerk tussen de geldautomaten zelf aan. Maar die hadden dus geen constante verbinding met het hoofdkantoor."
En dat zorgde voor discussies. "Want als je 500 euro op je rekening had staan en je ging naar drie verschillende automaten, dan kon je drie keer 500 euro opnemen." De banken waren wakkergeschud. Ze zorgden voor rechtstreekse verbindingen naar de hoofdkantoren en er werden volgens Lelieveldt "als een dolle" geldautomaten geplaatst.
Tussen 1985 en 1990 waren de verschillen voor iedereen duidelijk zichtbaar. Geen lange rijen meer in de bankhal, mensen gingen hun geld uit de automaat halen. Lelieveldt: "Dat was het service-effect. Niet meer in de rij hoeven staan."
Rond 1998 werden de automaten van de Postbank (de opvolger van de Giro) aan die van de andere banken geknoopt. Iedereen kon daardoor waar dan ook geld opnemen. En nu, in 2017, hebben ABN Amro, Rabobank en ING besloten om de automaten neutraal te maken. "Ze worden wit. De geldautomaten moeten van iedereen worden en niet meer van losse banken."
Sinds 2008 zijn er al flink wat geldautomaten in Nederland verdwenen. Sommige partijen zien het liefst helemaal geen contant geld meer, schrijft Checkout.nl, adviseur op de zakelijke markt. "Winkeliers omdat het afstorten duur is, politie en justitie omdat de criminaliteit daarmee een grote slag wordt toegebracht en centrale banken omdat het aanhouden van cash hun rentebeleid kan ondermijnen."
Maar ondanks de terugloop van het aantal geldautomaten, zal contant geld nooit helemaal moeten verdwijnen, zegt betalingsverkeersdeskundige Lelieveldt. "Zelf vind ik dat je de maatschappelijke waarde van cash niet moet onderschatten. Neem bijvoorbeeld zakgeld. Fysiek geld is namelijk heel relevant om omgaan met geld te bepalen. Als alles virtueel wordt, raak je het gevoel van geld beethouden kwijt."