Op zoek naar de wrakken van 'Houtebeen' bij Cuba
Van gezonken kapersschepen van de West-Indische Compagnie (WIC) tot een Amsterdams stoomschip getorpedeerd door een Duitse onderzeeër. Op de zeebodem bij Cuba liggen ruim twintig historische scheepswrakken. Nederland gaat er volgend jaar samen met Cuba naar op zoek.
De rol die Nederlanders eeuwenlang speelden in het tropische gebied is niet gering, zegt Martijn Manders van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Hij geeft als voorbeeld de roemruchte WIC-admiraal Cornelis 'Houtebeen' Jol.
"Hij is in dit Spaanstalige gebied heel beroemd, maar dan als Pie el Pablo. Zijn naam wordt nog steeds gebruikt als boeman in Cubaanse kinderliedjes. Zo zie je dat de link met Nederland nog steeds groot is."
In 1640 verging een deel van Jols vloot in een storm voor de kust bij Havana. De toen gezonken schepen zijn slechts een paar van de 21 historische Nederlandse scheepswrakken op de zeebodem. Er is al een inventarisatie van de locaties waar de onderzoekers de meeste kans maken iets te vinden. Begin volgend jaar gaat een Nederlands-Cubaans duikteam daar op zoek.
Het is erg afhankelijk van de zeebodem wat ze gaan vinden onder water. "Op een 'slappe' bodem, waar veel fijn zand uit rivieren is gespoeld, kun je stukken hout en scheepsconstructies vinden. Maar sowieso verwachten we persoonlijke bezittingen op te duiken", zegt Manders.
Persoonlijke bezittingen geven onderzoekers een goed beeld van het dagelijks leven van de bemanning. "Hoe mensen maandenlang aan boord leefden en bij Cuba patrouilleerden om de Spaanse vloot te pakken te krijgen. Maar ook hoe ze smokkelhandel dreven met kustbewoners, want dat deden ze ook."
Het was natuurlijk geweldig als je een zilvervloot te pakken kon krijgen.
De wateren rondom het Caribische eiland waren geliefd onder Nederlandse kapers. Vanwege de stroming en windrichting moesten vrijwel alle vrachtschepen die van Midden-Amerika naar Europa voeren erlangs. En de WIC'ers wisten dat eens per jaar de Spaanse zilvervloot naar Spanje voer.
"Het was natuurlijk geweldig als je die te pakken kon krijgen", zegt Manders. "Een hele vloot met al het zilver en gedrukte munten." In 1628 wist Piet Hein de complete Spaanse zilvervloot te kapen; een ramp voor de Spaanse schatkist en daarmee voor het Spaanse leger, waarmee Nederland toen in oorlog was.
"Ten eerste was het een heel grote slag voor jezelf, zo veel geld! Maar het belemmert ook nog eens de vijand." Die was in een klap een fors deel van zijn inkomsten uit koloniën kwijt.
Ook na de Gouden Eeuw bleven Hollandse schepen in de Cariben varen. Dit had te maken met de Nederlandse koloniën daar, Suriname en de Nederlandse Antillen. Vrachtschepen in het gebied kregen tijdens de Tweede Wereldoorlog te maken met een nieuwe dreiging, van onder de zeespiegel.
Duitse U-boten waren de Atlantische Oceaan overgestoken en namen geallieerde schepen op de korrel. Zo werd in 1942 de SS Medea van de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij getorpedeerd. Ook dit wrak hoopt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te vinden de komende jaren.
De zeer waarschijnlijk weggeroofde oorlogswrakken in de Javazee zijn niet de directe aanleiding voor de samenwerking. "Maar we zijn er weleens bang voor dat zoiets weer gebeurt", zegt Manders. Daarom denkt hij dat maritieme erfgoeddiensten meer moeten samenwerken.
"Je kunt wel allemaal spullen opduiken, maar dan kan het boven water zomaar uit elkaar vallen en mis je veel historische informatie. Je moet elkaar helpen om alle puzzelstukjes met elkaar te kunnen verbinden."