Noord-Ierse unionisten behouden nipte meerderheid op republikeinen
De protestantse Democratische Unionistische Partij (DUP) blijft de grootste partij na de verkiezingen in Noord-Ierland. De pro-Britse DUP kreeg met 28 zetels één zetel meer dan de republikeinse Sinn Féin-partij.
Sinn Féin kreeg ongeveer duizend stemmen minder dan de DUP, het kleinste verschil in de parlementaire geschiedenis van het land. Bij de verkiezingen van vorig jaar was het verschil tussen Sinn Féin en de DUP nog tien zetels.
De twee grootste partijen moeten nu binnen drie weken een coalitieregering vormen. Als dat niet lukt valt Noord-Ierland weer onder Londens bestuur.
Nieuwe samenwerking
De twee partijen vormden tot januari samen een coalitieregering. Deze coalitie viel nadat vicepremier Martin McGuinness was opgestapt en een punt zette achter zijn politieke carrière. Het prominente oud-IRA-lid deed dit omdat Eerste Minister Arlene Foster weigerde terug te treden zolang er een onderzoek liep naar een mislukte investeringsregeling voor duurzame energie waar zij verantwoordelijk voor was.
De DUP en Sinn Féin zijn het op fundamentele punten met elkaar oneens. Zo is de aanhang van Sinn Féin historisch gezien vooral katholiek en voor een soeverein Noord-Ierland. De protestantse DUP is juist voor een nauwe band met de Britse regering.
De onenigheid tussen de republikeinen en unionisten werd opnieuw zichtbaar na het brexitreferendum. Sinn Féin wil in principe dat Groot Brittannië lid blijft van de Europese Unie, terwijl de DUP een Brits vertrek uit de EU steunt.