Er gaan nauwelijks meer vrouwen aan het werk
Het aandeel vrouwen met betaald werk is de afgelopen twee jaar niet gegroeid. Van de vrouwen tussen de 20-64 jaar heeft 71 procent een baan.
Uit de tweejaarlijkse emancipatiemonitor van het SCP en het CBS blijkt dat onder drie groepen het aantal werkenden zelfs daalt: dit geldt voor laagopgeleide vrouwen, alleenstaande moeders en voor vrouwen met een niet-westerse achtergrond.
Volgens de onderzoekers is de economische crisis een verklaring waarom er niet meer vrouwen zijn gaan werken. De werkloosheid steeg in die periode en het was dus moeilijker om een baan te vinden.
Toch neemt het verschil tussen het aantal werkende mannen en vrouwen de afgelopen jaren iets af. Dat komt vooral doordat relatief veel meer mannen hun baan verloren tijdens de crisis. "Maar dat is niet de bedoeling. De doelstelling is dat meer vrouwen gaan werken", zegt onderzoeker Wil Portegijs.
Het bruto uurloon van vrouwen is in het bedrijfsleven bijna 20 procent lager dan dat van mannen.
De onderzoekers zien dat de vrouwenemancipatie de laatste jaren maar langzaam vordert. Zo werken vrouwen nog veel meer in deeltijd dan mannen. Vrouwen werken gemiddeld 26,6 uur per week, mannen werken gemiddeld 37,7 uur.
Ook verdienen vrouwen nog altijd minder dan mannen, al loopt dat verschil terug. In het bedrijfsleven verdienen vrouwen bijna 20 procent minder, bij de overheid is het uurloon bijna 10 procent lager.
Die verschillen zijn volgens de onderzoekers niet per se zorgwekkend. "Een groot deel van het loonverschil hangt samen met verschillen in werkervaring, opleiding en leidinggeven."
Bij een scheiding verliest een vrouw gemiddeld 25 procent koopkracht, bij mannen is dat 0,2 procent.
De overheid wil dat meer vrouwen economisch zelfstandig zijn. Nu is dat nog 54 procent. Bij een scheiding zijn het vooral vrouwen die er flink op achteruit gaan. Vrouwen die scheiden, verliezen gemiddeld 25 procent koopkracht, bij mannen is dat 0,2 procent.