Meeste notarissen deden mee aan verkoop Joodse huizen
Het merendeel van de notarissen in Nederland was in de Tweede Wereldoorlog betrokken bij de verkoop van huizen van Joden. Dat blijkt uit het eerste grote onderzoek naar het notariaat tijdens de bezetting waarop rechtshistoricus Raymund Schütz maandag promoveert aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Werden andere beroepsgroepen als de politie, burgemeesters en de advocatuur wel onderzocht, het notariaat bleef onderbelicht. Schütz schreef er het boek Kille Mist over.
De historicus toont aan dat het hoofdbestuur van de Broederschap der Notarissen een spilfunctie had bij de doorverkoop van Joodse huizen. Volgens hem was er van een voorliefde voor het nationaalsocialisme nauwelijks sprake. Wel lichtte het hoofdbestuur de globale anti-Joodse maatregelen nader toe in het Correspondentieblad, het orgaan van het notariaat. Dit gebeurde mede onder druk van de leden die snelle en goede informatie verlangden over de uitvoering van de maatregelen van de bezetter.
Alert op implicaties
De pragmatische gedragslijn van het hoofdbestuur leidde ertoe dat onafhankelijkheid en onpartijdigheid ten opzichte van Joden werden opgegeven en dat veel notarissen verkoopakten van Joodse panden passeerden.
"Je leert hiervan dat je bij het uitoefenen van je beroep altijd voorbereid moet zijn op bedreigingen van buitenaf", zegt Schütz. "Bedreigingen die de kern van de rechtsstaat raken. Dat je altijd alert moet zijn op wat de implicaties zijn van de transacties die je op papier zet."
Na de oorlog werd aangedrongen op vervolging van collaborerende notarissen. Maar minister van Justitie Van Maarseveen maakte een afspraak met de beroepsgroep. Schütz: "Er is een deal gemaakt tussen notarissen en de minister van Justitie om hen niet te vervolgen, als de beroepsgroep als geheel een bepaald bedrag afstond. Dat is gebeurd. En daarom is het hele verhaal van de notarissen in de Tweede Wereldoorlog en het Joodse onroerend goed onder het tapijt geveegd."
60 procent van het verdiende geld, volgens Schütz naar schatting 1 miljoen gulden, werd in een fonds gestort en ging vervolgens naar het Joods Maatschappelijk Werk en de Stichting 1940-1945.
Situatie voor inval
Voor de Duitse inval was de situatie van het notariaat vrij slecht. "De onroerendgoedtransacties stortten in de jaren dertig in elkaar, er was krapte aan geld en notarissen gingen failliet. De notaris werd per akte betaald en daar zat de achilleshiel van het beroep."
Toen de oorlog begon waren er 854 notarissen in Nederland. "De Joodse notarissen werden in februari 1941 uit hun ambt gezet. Hun plaats werd ingenomen door notarissen die Duitsgezind waren."
Tijdens de bezetting was er veel vraag naar onroerend goed. "In Rotterdam bijvoorbeeld werd druk gehandeld in huizen van Joodse eigenaren. Er was veel vraag naar huizen. Door het bombardement waren veel mensen dakloos. Er was geld. De economie bloeide de eerste twee jaren van de oorlog. Men belegde graag in stenen." De tussenpersonen waren, zegt hij, mensen uit de handel, aannemers en kleine scharrelaars.
De meeste notarissen handelden volgens 'het principe van de lijdelijkheid'. Dat maakte ze volgens Schütz tot een robot. Met het "lijdelijk" zijn, legden ze de verantwoordelijkheid voor hun handelen bij de partijen die de overeenkomst sloten. Ze hielden zich alleen bezig met het exact vastleggen en bewaren van de transactie.
Schütz: "Ethisch was het zo dat de notaris geheel lijdelijk was en dat hij alleen in uitzonderingsgevallen zijn diensten kon weigeren. De redenen van weigering waren in het ambt niet zo goed vastgelegd. Het werd door de wet geheel aan de praktijk overgelaten."
Als de panden overgingen in andere handen waren de eigenaren vaak al vermoord.
De ethiek bij de kopers was in zo'n markt natuurlijk ver te zoeken, zegt Schütz. "Ook mensen die vermoedden dat er iets mis was met zo’n pand gingen voor zichzelf allerlei redenen bedenken waarom ze het toch maar moest aankopen. Omdat ze via Radio Oranje hadden gehoord dat ze hun geld beter in goederen konden beleggen. Er waren mensen die dachten, nou ja, na de oorlog zal er wel een regeling getroffen worden voor de mensen die schade lijden."
"Soms werd nog wel gevraagd of het geen foute boel was. Of het geen Jodenhuis was. Maar een verkoop ging bijna altijd door. Als de panden overgingen in andere handen waren de eigenaren vaak al vermoord."
Anonieme namen
Maar de notarissen wisten wat ze deden, gaat Schütz verder. "Ze wisten het! Maar de personen om wie het ging, waren anonieme namen. Ze zagen de mensen achter die namen niet. Er werd geheel uit het oog verloren wat de implicaties waren voor de eigenaar, die op dat moment vaak al vermoord was."
Schütz stelt dat er van interesse voor het nationaalsocialisme bij het Nederlandse notariaat nauwelijks sprake was. Maar er waren uitzonderingen. Zoals de Groningse notaris Jan Geert van Russen, lid van de NSB, die zich in SS-uniform liet fotograferen, en notaris Ch. Russel uit Eijsden, die al sinds de jaren dertig lid was van het fascistische Nationaal Front.
Er waren ook notarissen die juist in verzet gingen. Enkelen moesten hun illegale werk met de dood bekopen. Zoals Eduard Brouwer uit Apeldoorn, Freerk Siemon Wolters uit Bedum en Constantijn Böhtlingk uit Arnhem.
Belangrijkste bewijs
Het belangrijkste bewijs voor de geheime handel kwam uit de lucht vallen. Rond 2002 werden panden aan de ’s Gravendijkwal in Rotterdam afgebroken. Fotograaf Cornelis Boutestijn die de sloopwerkzaamheden vastlegde, kreeg van de slopers een dik pak papier, dat uit kasboeken leek te bestaan en enveloppen met aantekeningen. Het was gevonden tussen de vloer en een plafond in het voormalige kantoor en woonhuis van notaris E.J.M. de Kat.
Boutestijn ontdekte na lang zoeken dat Schütz bezig was met een onderzoek naar notarissen. Voor hem is de vondst van zeer groot belang geweest. De paperassen waren het papieren geheugen van notaris De Kat, die ze vanwege de gevoelige inhoud niet in zijn kluis maar op een geheime plek verborg.
De vondst bevatte transportakten, registers, nota’s en kattebelletjes. Die verschaften inzicht in het administratieve proces van de verkoop van Joods eigendom.
Heel confronterend
Nora van Oostrom, de woordvoerder van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, noemt het boek en het onderzoek op sommige punten heel confronterend, met feiten die voor de hele KNB en het hele notariaat in ieder geval onderbelicht, zo niet onbekend waren.
We moeten als notariaat veel meer gaan kijken naar de gevolgen van ons handelen.
“Het boek is ontzettend belangrijk en heeft ons echt met de neus op de feiten gedrukt. We moeten als notariaat nog veel meer gaan kijken naar de gevolgen van ons handelen en erkennen dat er behalve het verlenen van een bepaalde dienst ook morele en ethische gevolgen zijn", zegt Van Oostrom.
"We hebben wat dat betreft de handschoen die dit boek geworpen heeft opgepakt en gezegd: we gaan veel meer aandacht besteden aan die ethiek in de opleiding, in de cursussen en met ons allen kijken hoe gaan we hier als notariaat mee om. Dus in dat opzicht heeft dit boek voor ons heel veel in werking gezet en daar zijn we heel blij mee.”
Ook wil ze veel meer aandacht voor notarissen die in verzet gingen.