'Slag aan de Somme is een attractie geworden'
Jeroen Wielaert
Verslaggever
Jeroen Wielaert
Verslaggever
Het weiland kwam omhoog in een onvoorstelbare stortbui van modder, kluiten en gras. Het gebeurde in de vroege morgen van 1 juli 1916. In het dorpje La Boisselle wijst een bord langs de weg naar wat La Grande Mine is gaan heten.
Het is linksaf naar een van de meest merkwaardige overblijfselen van de Slag aan de Somme: de Lochnachar Crater. Een groen begroeid gat in de grond met een doorsnee van 100 en een diepte van 30 meter. Symbool van een waanzinnige oorlog. Vandaag is de grote herdenking van het begin van de vreselijke strijd die duurde tot november 1916.
In 1916 was de Eerste Wereldoorlog vastgelopen. De legers lagen tegenover elkaar in een complex aan loopgraven in het glooiende boerengebied in het noorden van Frankrijk. De aanval in de regio, genoemd naar de rivier de Somme, moest een afleiding bieden voor het Duitse offensief tegen Verdun, dat eerder dat jaar begonnen was en al tot enorme verliezen had geleid aan Franse zijde.
Het front bevond zich ter hoogte van de weg tussen Albert en Péronne, zo'n 100 kilometer ten noorden van Parijs. De Engelsen waren op 25 juni begonnen aan een permanente beschieting van de Duitse linies. Het had niet het gewenste resultaat. Zodra de aanval begon, kropen de Duitsers achter hun mitrailleurs. De Engelsen verloren in het eerste uur 30.000 man.
De geallieerde legerleiding staakte de strijd aan de Somme op 18 november. Aan Britse zijde waren 420.000 slachtoffers gevallen. Het Franse verlies aan doden en gewonden bedroeg 200.000. De Duitsers telden 450.000 slachtoffers. Het blijven huiveringwekkende aantallen, honderd jaar later.
Oorlog trekt kijkers. Ik koester een Franse reisgids uit 1920, waarin de slagvelden minutieus in kaart zijn gebracht en beschreven. Het moeten destijds zeer macabere trips zijn geweest. De meeste lijken waren geruimd, maar verder was alles nog zichtbaar: kapotgeschoten dorpen, omgewoelde vlakten, en de loopgravenstelsels. Het landschap was nog niet hersteld in de agrarische lieflijkheid van nu.
Mijn gids naar de Somme is een oude studiegenoot: econoom Paul van Hal (1956). Hij is hoofd communicatie en strategie bij een afdeling van Rijkswaterstaat. De oorlog fascineert hem sinds hij er in een vakantie met zijn ouders in 1971 mee in aanraking kwam. Dat was bij een bezoek aan de Kemmelberg, in het zuiden van België. De kern van zijn interesse: het Niet Begrijpen. In meer dan dertig jaar reizen langs allerlei fronten heeft hij een encyclopedische kennis opgebouwd. Het heeft nog niet tot publicaties geleid als van wijlen Koen Koch.
Londense metro
We bezoeken The Lochnagar Crater Memorial als eerste op onze Somme-omgang. Er is een keurige looproute omheen gelegd. Er staat een groot kruis, met kransen vol klaprozen aan de voet. En een bord met de tekst: "Preserved in the memory of the courage and suffering that took place here 1 july 1916".
De krater is sinds 1978 het persoonlijk eigendom van de Engelse ijveraar Richard Dunning. Hij vond dat de immense oorlogskuil behoed moest blijven voor annexatie door Franse boeren, het lot van andere frontkraters.
Dunning heeft een herdenking georganiseerd. De ondergrondse gangen waren gegraven door mannen die eerder diepgaand hadden gewerkt aan de Londense metro. Ze werden de Mud Kickers genoemd, de moddertrappelaars.
De oude Engelse legerleiding kwam meestal uit de hogere klasse. Zij keken neer op de arbeiderskinderen, die allemaal verdraaid jong waren.
Van Hal overpeinst: "De theorie was dat als je maar genoeg dynamiet de lucht in liet gaan, iedereen in de eerste linie aan Duitse kant werd gedood of verdoofd. Dan holde iedereen hierheen en de Duitsers ook, want als je die krater bezette had je een heel sterk punt. Dat is gedeeltelijk goed gegaan, maar aan de andere kant kan je daar alweer de volgende Engelse begraafplaats zien liggen, 400 meter verderop. Dus het ging stapsgewijs. Dit is een voorbeeld van de tragiek van de Somme."
Een dichtgegroeide wond in het landschap, als bewijs van strategisch falen? "Het was een soort tekentafeltheorie", zegt Paul. Zo van: als we er zestien laten ontploffen komt het wel goed. Er was veel vertrouwen in de techniek, veel vertrouwen in een soort tactiek en heel weinig vertrouwen in Engelse soldaten zelf. Want die waren volgens de legerleiding niet slim genoeg om het zelf te regelen."
Nervositeit
Vrijwilligers waren het, opgeroepen in het overheidsprogramma van minister van Oorlog Kitchener. Het was niets minder dan een Britse klassenstrijd op bloedige Franse grond. "Hier werden voor het eerst de Pals Battalions ingezet, vriendengroepen uit industriegebieden. De oude Engelse legerleiding kwam meestal uit de hogere klasse. Zij keken neer op de arbeiderskinderen, die allemaal verdraaid jong waren."
Op de lange en rechte weg tussen Péronne en Albert is het makkelijk voorbijgaan aan de plek waar de Engelsen en de Duitsers het dichtst bij elkaar lagen, op de ochtend van 1 juli 1916. Een van de jonge mannen die in de loopgraaf boven de weg bij Mametz vol nervositeit op de aanval wachtten, was luitenant William Noel Hodgson van het Devonshire Regiment. In de nood van wat komen ging schreef hij zijn gedicht Before Action, met die beklemmende slotregels: Make me a man, O Lord. (scrolll naar beneden voor het hele gedicht).
Schuilgracht
Hodgson is die morgen met de anderen uit de schamele schuilgracht geklommen. Onzeker waren ze, sterk door angst bevangen. Ze meenden nog dat er geen tegenstander meer in leven kon zijn na alle beschietingen. Maar de Duitsers stonden op minder dan honderd meter afstand opgesteld voor het afvuren van 500 kogels per minuut. De getroffenen liggen bijeen met allemaal dezelfde datum op hun stenen: 1 juli 1916.
Niet ver hiervandaan ligt het dorpje Thiepval. Vlakbij eenvoudige huizen stond een kasteel, een serene verbeelding van de scheiding tussen rijk en arm. Dat onderscheid verdween volkomen in de totale verwoesting.
In 1932 is op deze plek met veel ceremonieel de herdenkingspoort ingewijd die tot in de verre omtrek aan de gruwel van de streek herinnert. Hij is 42 meter hoog. In het wit van de zestien pilaren staan de namen gegraveerd van de 63.000 soldaten die hier crepeerden, verteerden, of totaal verdwenen.
Van Hal: "Dit is een van de plekken waar de aanvallen volkomen mislukten. De soldaten kwamen nog wel uit hun loopgraven en liepen naar de Duitse loopgraven, maar haalden dat nooit en te nimmer. Pas maanden later zijn die stukken land veroverd. Al die tijd hebben die mensen hier gelegen. Daarom zijn er zoveel onbekenden, want die waren nauwelijks meer te identificeren na drie maanden. In de eerste loopgraven merkten ze het ook wel, want er kwam een bepaalde lucht van dat niemandsland af…”
Het gaat helemaal niet meer om de 63.000 slachtoffers.
Al een week voor de herdenking is het rond de plechtige poort een kermis van witte partytenten. Het is de zaak van Engelse evenementondernemingen, met Franse bewaking. Een bijzondere coalitie in tijden van de brexit. Voor de herdenking van vandaag is het gebied hermetisch afgesloten.
Van Hal verzucht: "Er wordt oorlog gevoerd om een oorlog te herdenken, lijkt het wel. En dan die grootsheid met al die tenten. Toen ik hier naartoe liep dacht ik al: het gaat helemaal niet meer om de 63.000 slachtoffers. De premiers, de presidenten, hun gasten. Het is haast meer see and be seen."
In ons hotel in Péronne lag een glossy met tal van mooie punten van toen, gemengd met de geneugten van nu. De Great War is in de nieuwe eeuw uitgegroeid tot een belangrijke economische factor. Het is het late rendement van de verwoesting en de pijn van toen.
Van Hal heeft het zien gebeuren in de laatste decennia. "Het is hier alle fases van verdriet, berusting en verwerking doorgegaan. Wat mij opvalt is dat het verdriet nu zijn plekje heeft gekregen en dat het naadloos is opgegaan in exploitatie. Musea schieten als paddenstoelen de grond uit, net als winkels, bed & breakfasts.
Ik wil het geen pretpark noemen, maar zoiets is het wel geworden. De regio leeft ervan, veel meer dan de landbouw. Het wordt steeds meer verbonden met: kom een dagje naar de Somme toe, daar kan je lekker roeien en lekker eten. En neem ook een begraafplaatsje mee. Het is onderdeel van een toeristische attractie geworden.
Honderd jaar nadat er zoveel vielen, is het gezellig reizen op de route van de Somme. Van Hal, met een smaallachje: "Het is heel goed toeven hier."