Olympische droom niet voor Curaçao
Over ruim een maand beginnen de Olympische Spelen in Rio de Janeiro. Wat daar niet te zien is, is de vlag van Curaçao. Na het opheffen van de Nederlandse Antillen in 2010 is het eiland sportief gezien in een niemandsland terechtgekomen. Het land heeft geen olympisch comité en sporters moeten noodgedwongen kiezen voor Nederland of Aruba.
Neem de Curaçaose zeilster Philipine van Aanholt. Noodgedwongen vaart ze voor Aruba. En dat leidt soms tot praktische problemen. Zo won ze een medaille op de Centraal-Amerikaanse en Caribische Spelen in Mexico. Op weg naar de uitreiking hielpen haar ploeggenoten, echte Arubanen, haar met de woorden van het volkslied. "Ik ben heel blij dat ik onder hun vlag mag sporten, maar het is natuurlijk niet mijn eiland", zegt Van Aanholt.
Ze deed in 2012 onder de olympische vlag mee aan de Spelen. Dit jaar is ze er weer bij, nu voor Aruba.
Maar waarom mag het ene Antilliaanse eiland wel een afvaardiging naar de Olympische Spelen sturen en het andere niet? Zowel Aruba als Curaçao is een land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Toch heeft Aruba een olympisch comité en Curaçao niet.
Het probleem zit in een bepaling van het Internationaal Olympisch Comité (IOC) uit 1996. Toen bepaalde het IOC dat alleen onafhankelijke landen een eigen nationaal olympisch comité mogen hebben.
Antilliaans comité
Toen deze regel werd ingevoerd, ontzag het IOC semi-onafhankelijke landen die op dat moment al een comité hadden, zoals Aruba. Het eiland was in 1986 bestuurlijk uit de Antillen gestapt en verdergegaan als land binnen het koninkrijk.
Ook al was Aruba niet onafhankelijk, het behield zijn Arubaans Olympisch Comité en olympische status. Curaçao viel in 1996 bestuurlijk onder de Nederlandse Antillen en zijn sporters onder het Nederlands Antilliaans Olympisch Comité.
Status
In 2010 werd alles anders. De Nederlandse Antillen werden bestuurlijk opgeheven. Curaçao ging dan ook verder als land binnen het koninkrijk. Het eiland was weliswaar autonoom geworden, maar niet onafhankelijk, zoals het IOC sinds 1996 eist.
Het Nederlands Antilliaans Olympisch Comité probeerde zijn status te redden. De laatste NAOC-chef, William Millerson, zegt dat er een afspraak werd gemaakt met het IOC. Zijn organisatie mocht doorgaan, maar niet onder een nieuwe naam. Volgens het IOC zou dat een precedent scheppen. Een land als Engeland wil al tijden uit het Verenigd Koninkrijk stappen om een eigen olympisch comité te beginnen, maar dat wil het IOC niet.
Nota bene onze eigen mensen: nationalistische politici en bestuurders, eisten erkenning en begonnen een rechtszaak tegen het IOC.
"Als we er niet te veel ruchtbaarheid aan zouden geven en de naam NAOC bleven voeren, waren ze in Zwitserland bereid om mee te werken", zegt Millerson. Maar er komt gedoe. "Nota bene van onze eigen mensen: nationalistische politici en bestuurders die de Curaçaose vlag aan de wereld willen tonen. Zij eisten erkenning en begonnen een rechtszaak tegen het IOC."
De rechtszaak ging verloren. Weg olympisch comité en Antilliaanse afvaardiging. Sporters uit Curaçao, maar ook bijvoorbeeld Sint-Maarten, moeten sindsdien kiezen tussen Aruba of Nederland.
Cor van Aanholt, vader van Philipine en zelf olympisch sporter in 2000 in Sydney, noemt de gevolgen voor de ontwikkeling van de sport op Curaçao "dramatisch".
"Topsporters, zoals Churandy Martina, die komen er wel. Nederland ontving hem - met zijn talent - met open armen. Maar talentvolle sporters die nog niet op niveau zitten, krijgen die uitnodiging niet", zegt Van Aanholt. "Zij moeten het nu helemaal alleen doen."