Drie jaar undercover onder de 'broeders' in Transvaal
Journalist en arabist Maarten Zeegers dook als zogenaamd bekeerde moslim drie jaar onder in een Haagse wijk waar de islam overal aanwezig is. Hij woonde in Transvaal niet alleen een sjiitische bloedceremonie bij, maar bracht ook veel tijd door in orthodoxe moskeeën.
Zeegers plaatst vraagtekens bij de stelling van specialisten dat politie en buurtwerkers in de 'haarvaten' van de samenleving zouden zitten. Zelfs de salafistische 'jongerenimam' weet niet precies wat sommige jongeren in hun schild voeren.
Klemgezet
"We hebben jou hier niet eerder gezien. Wie ben jij?"
Het is najaar 2012 als Maarten Zeegers wordt klemgezet bij de uitgang van de Haagse Quba-moskee. Zijn aanwezigheid in deze salafistische moskee heeft de achterdocht gewekt van twee bezoekers.
Zeegers schrikt van deze confrontatie, vertelt hij in Ik was een van hen, het boek dat hij schreef over zijn drie jaar in Transvaal en dat vandaag verschijnt. Zijn doel was om een scherp beeld te krijgen van de islam in zijn Haagse buurt, die grenst aan de Schilderswijk. Hij wilde daarbij met open vizier opereren.
Infiltranten
Nu concludeert hij dat deze aanpak niet gaat werken. Bezoekers van dit soort orthodoxe moskeeën vertrouwen bezoekers niet als die zich niet willen bekeren. En van journalisten moeten ze al helemaal niets hebben, heeft hij gemerkt.
Bovendien hebben ze te maken met infiltranten en spionnen. De afgelopen jaren zijn verschillende Haagse moslims naar Syrië en Irak afgereisd om zich aan te sluiten bij de gewapende strijd. De AIVD houdt sommige moskeeën in de gaten, omdat ze een anti-westerse boodschap zouden verspreiden en zich schuldig zouden maken aan opruiing.
Zeegers besluit daarom te gaan leven als een vroom moslim en niet langer aan iedereen te vertellen dat hij journalist is. Het is volgens hem de enige manier om toegang te krijgen tot de islamitische gemeenschap in deze wijk. Hij stort zich op koranlessen, drinkt geen alcohol meer, staat voor dag en dauw op voor het ochtendgebed en laat zijn baard staan.
Hij merkt dat het een groot voordeel is dat hij er met zijn donkere ogen en haren bijna uitziet als een Marokkaan. Jongeren zijn vol respect voor het feit dat hij uitstekend Arabisch spreekt en 2,5 jaar in Syrië heeft gestudeerd. Hij is zelfs getrouwd met een Syrische.
Veelkleurig
Deze nieuwe methode zorgt ervoor dat allerlei deuren opengaan. Zeegers maakt kennis met een wijk waarin Nederland ver weg lijkt en de islam een dominante rol speelt in het openbare leven. Veel dominanter dan hij zich kon voorstellen als gymnasiast die opgroeide in een blanke middenklassewijk. "Dat zit hem in de oproep tot gebed die iedere vrijdag door de straten galmt", vertelt hij terugblikkend. "In het straatbeeld, in het feit dat al het eten halal is, in het gegeven dat je iedere paar honderd meter een moskee ziet."
Veelkleurig is de islam hier ook. De Turken, Koerden, Marokkanen, Surinamers en Indonesiërs in Transvaal; ze hebben allemaal een andere visie op het geloof. Er zijn soennieten, sjiieten en alevieten. Traditionalisten, salafisten, soefisten, islamisten en jihadisten.
Zeegers beschrijft hoe hij met alle stromingen uitgebreid kennismaakt. Hij bezoekt daarnaast de traditionele koffietenten, waar de laatste Nederlanders in deze voormalige arbeidersbuurt bij elkaar komen en waar uitsluitend nog "heimwee en verbittering" heerst. Hij hoort Turkse buren klagen over de vele Oost-Europeanen: "De buurt gaat achteruit."
Maar het boeiendst zijn z'n ervaringen in de eerdergenoemde salafistische moskeeën, de stroming die ernaar streeft te leven als de eerste volgelingen van de profeet Mohammed. De Soennah is de bekendste en de grootste; het vrijdaggebed trekt meer dan 2000 mensen. Deze moskee had een negatief imago, vanwege de opvattingen van imam Fawaz Jneid over onder anderen homo’s. Sinds het ontslag van Fawaz in 2012 is het rustiger.
Grote aantrekkingskracht op jongeren heeft vooral de Quba-moskee. Daar preekt de imam in het Nederlands, een taal die Marokkaanse tieners en twintigers tenminste kunnen verstaan. Zeegers noemt hem "met stip de leukste imam uit Transvaal". Hij is "ultragrappig en ultraverslaafd aan Whatsapp".
De imam is echter ook ultra-orthodox en fel gekant tegen de democratie, schrijft Zeegers. "Als je stemt, geef je jouw goedkeuring aan een systeem dat Gods wetten buitenspel zet." Hij spreekt vol eerbied over de gewapende strijd in Syrië, maar tegelijkertijd maakt hij de 'broeders' duidelijk dat het niet aan de moslims in het Westen is om daar te vechten. De gruweldaden van IS wijst hij ondubbelzinnig af. "Laat één ding duidelijk zijn: jezelf opblazen op de Haagse markt is geen jihad."
Trouwen
Quba is volgens Zeegers de enige moskee in Den Haag waar teruggekeerde Syriëgangers nog welkom zijn. De imam vindt het namelijk belangrijk om met iedereen in gesprek te blijven. Toch wordt hij er ook wel eens moedeloos van, vertelt hij Zeegers: denkt hij net de jihad uit iemands hoofd te hebben gepraat, blijkt die toch vertrokken te zijn.
Op een gegeven moment blijkt er zelfs 4000 euro te zijn opgehaald voor een 15-jarig meisje. Dat geldbedrag moest het haar mogelijk maken naar Syrië te reizen en met een jihadstrijder te trouwen. Uiteindelijk ziet de imam zich gedwongen de vrouwenruimte in zijn moskee te sluiten, waar hij als man niet mag komen en dus geen controle kan houden.
Het salafisme is in de waarneming van Zeegers in opmars. In het Midden-Oosten, maar ook in Transvaal en de Schilderswijk. Het is vooral populair onder jongeren, die hier geboren zijn, maar niet het gevoel hebben dat zij dezelfde kansen krijgen als Nederlanders. Via hun geloof proberen zij zich af te zetten tegen de Nederlandse maatschappij. Maar ook tegen de eigen eerste generatie, die Nederland over het algemeen juist dankbaar is voor de kansen die zij hebben gekregen. Net als vele anderen leven deze jongeren binnen Den Haag volgens Zeegers in een parallelle werkelijkheid, waarin de aanslagen van 11 september 2001 waarschijnlijk een complot waren van de CIA en de Joden.
Armoedig
Maarten Zeegers en zijn vrouw Sarah wonen inmiddels in een andere stad. Hij zegt niet trots te zijn op het feit dat hij mensen om de tuin heeft geleid, maar is ervan overtuigd dat hij geen andere keuze had, wilde hij dit boek schrijven.
Zeegers zet vraagtekens bij de analyse van diverse experts, die zeggen dat wijkagenten en buurtwerkers "in de haarvaten" van dit soort wijken zitten. Hij heeft er naar eigen zeggen in Transvaal weinig tot niets van gemerkt. Wel vroeg de AIVD hem als informant. Hij weigerde. "Armoedig hoor, dat zo’n dienst kennelijk afhankelijk is van wat kruimels die hij van een journalist kan krijgen."