De EK allround kent een rijke geschiedenis
Knut Johannesen, Viktor Kositsjkin, Tomas Gustafson, Bart Veldkamp, Gianni Romme.
Stayers van zeldzame klasse - schaatsers voor wie de korte en middellange afstanden veelal een gruwel waren, maar die op de lange afstanden tot ongekende hoogten konden reiken en aldus in staat waren in het allroundschaatsen de macht te grijpen. Net als Sven Kramer.
In Minsk kan Kramer vandaag voor de achtste keer Europees goud voor zich opeisen, maar of er ook een negende dan wel tiende Europese titel voor hem in het verschiet ligt, lijkt hoogst twijfelachtig. De grote vierkamp wordt namelijk met uitsterven bedreigd.
Er gaan stemmen op om de tien kilometer met ingang van 2017 bij EK's plaats te laten maken voor een 1.000 meter of 3.000 meter. Doel van die maatregel is om meer spanning te creëren, omdat een kleine vierkamp meer deelnemers uitzicht zou bieden op de titel. Of dat ook gaat gebeuren, wordt deze zomer besloten.
Nostalgische geesten menen daarom dat het EK voor de mannen misschien wel nooit meer zal worden wat het was. NOS Sport dook in de rijke historie van het EK allround en maakte een (willekeurige) selectie van opmerkelijke, spraakmakende of anderszins kleurrijke toernooien.
1953: Kampioen tijdens de Watersnoodramp
De titel waar het Nederlandse publiek weinig tot niets van meekreeg. Kees Broekman behaalde de enige internationale titel uit zijn loopbaan uitgerekend in het weekeinde dat ons land werd getroffen door de Watersnoodramp. De kranten van maandag gunden hem slechts een paar regels.
Hij was de eerste Nederlander die het schaatsen min of meer professioneel beoefende. Broekman verhuisde naar het Noorse Fagerness om de hele winter te kunnen trainen. Na zijn carrière was hij coach van de Nederlandse vrouwenkernploeg en bondscoach van Italië, Zweden en West-Duitsland.
1959: Halve minuut achterstand en toch kampioen
Knut Johannesen is een van de grootste stayers uit de schaatsgeschiedenis. Olympisch kampioen op de vijf en tien kilometer. Bij het EK van 1959 in Gothenburg reed de Noor op de 500 meter de 19de tijd, twee seconden langzamer dan de Finnen Juhani Järvinen en Toivo Salonen.
Na drie afstanden had Johannesen een achterstand van 27,03 seconden op klassementsleider Järvinen. Op de tien kilometer maakte hij vervolgens 33,5 seconden goed. Johannesen werd twee keer Europees en twee keer wereldkampioen allround.
1966: Verkerk valt twee keer of...
Het was het eerste grote internationale schaatstoernooi na de oorlog in Nederland. Over twee dagen kwamen naar schatting 60.000 toeschouwers naar Deventer. Het is het toernooi waar de kreet 'Ard & Keessie' ontstond. De Nederlandse Televisie Stichting (NTS), die een paar jaar later zou opgaan in de NOS, haalde alles uit de kast voor de live-uitzending.
Zo besloot regisseur Bob Bremer voor het eerst in de geschiedenis het Nederlandse tv-publiek te trakteren op een herhaling. Toen Verkerk op de 10 kilometer ten val kwam, liet Bremer de band simpelweg "een stukje terugzetten" waarna televisiekijkend Nederland het fragment nogmaals te zien kreeg. Het moment leidde tot grote consternatie omdat veel tv-kijkers nadien in de veronderstelling verkeerden dat Verkerk tijdens zijn race twee keer was gevallen.
Schenk werd kampioen, Verkerk werd tweede. Nederland was vanaf die dag schaatsgek en Verkerk kon decennia later nog in geuren en kleuren vertellen hoe bezoekers van zijn camping in Noorwegen hem vroegen naar zijn 'twee valpartijen in Deventer'.
1967: Extreme kou in Lahti
Volgens de overlevering lag het kwik dat weekeinde in het Finse Lahti dichter bij de -30 dan de -20. Om de schaatsers in bescherming te nemen werd besloten de 10 kilometer te vervangen door een 3 kilometer.
Voor zijn afsluitende race sloot Kees Verkerk zich op in de kleedkamer, waar hij gewikkeld in een deken op de kachel ging zitten. De schaatsers die buiten stonden bonkten vergeefs op de deur. Toen de speaker zijn naam al twee keer had omgeroepen, sprintte Verkerk met schaatsen aan de kleedkamer uit, naar de start. Hij vloog er direct na het startschot vandoor. Kampioen dus. Niemand was zo geslepen als Verkerk, spraken zijn concurrenten decennia later nog vol ontzag.
1971: Volksopstand na foute wissel Jan Bols
Het zou zijn toernooi worden. Ard en Keessie waren niet in allerbeste doen, terwijl Bols in topvorm verkeerde. Bedwelmd door het 'heya Jan Bols, heya Jan Bols' van 35.000 uitzinnige toeschouwers op Thialf vergat hij tijdens de vijf kilometer te wisselen. Hij reed een extra buitenbaan.
Scheidsrechter Henny Roos bleek onverbiddelijk: diskwalificatie. Roos ontving doodsbedreigingen en boze fans dreigden op zondag het ijs te bestormen. Bondscoach Leen Pfrommer en Ard Schenk maanden het publiek tot kalmte. Kampioen Dag Fornaess durfde aanvankelijk niet uit de kleedkamer te komen voor de prijsuitreiking.
1976 en 1977: De vier S'en
In de tweede helft van de jaren zeventig domineerden de Noren het Europese schaatsen. Sten Stensen, Kai Arne Stenshjemmet, Jan Egil Storholt en Amund Sjøbrend werden allen ten minste één keer Europees kampioen.
In 1976 en 1977 bezetten de Noren bij het EK zelfs de eerste vier plaatsen. Van het illustere kwartet wisten echter alleen Sten Stensen en Amund Sjøbrend ook de wereldtitel te veroveren, in 1974 respectievelijk 1981. In de tweede helft van de jaren zeventig moesten de vier S'en bij WK's steevast het hoofd buigen voor een jonge Amerikaan, Eric Heiden.
1988: De vier van Gustafson
Hij is de enige schaatser in de naoorlogse geschiedenis van het EK die zijn titel heeft omlijst met vier afstandszeges. Een maand voordat hij in Calgary olympisch kampioen op de 5 en 10 kilometer zou worden, gaf Tomas Gustafson in Den Haag al blijk van zijn excellente vorm. Leo Visser (zilver) en Gerard Kemkers (brons) hadden het nakijken.
Tussen 1900 tot 1945 wisten vijf schaatsers alle afstanden te winnen bij een EK: Peder Ostlund (1900), Rudolf Gundersen (1904), Nikolai Strunnikov (1911), Oscar Mathisen (1912) en Ivar Ballangrud (1930).
1994: De Beer van Lemmer brult
Het waren de jaren dat Johann Olav Koss de Nederlanders tot wanhoop dreef. Een maand voor de Olympische Spelen van 1994 gold het EK als een tussenstation, maar voor Rintje Ritsma bleek het de gelegenheid bij uitstek om zich aan het front te melden.
Een verbetering van het zes jaar oude wereldrecord op de 1.500 meter was de climax van Ritsma's toernooi in Hamar. Dat Koss een maand later in hetzelfde Vikingskipet de Olympische Spelen regeerde, kon niet verhinderen dat het tijdperk-Ritsma was begonnen.
2004 en 2005: Rood-wit-blauw
Wat de Noren kunnen, kan Nederland ook. In 2004 bezetten Mark Tuitert, Carl Verheijen, Jochum Uytdehaage en Gianni Romme de eerste vier plaatsen van het eindklassement.
Een jaar later meldde zich een nieuwe ster in het Nederlandse kamp die op dat moment echter nog genoegen moest nemen met zilver. Het publiek herkende in de topvier van 2005 - Uytdehaage, Sven Kramer, Verheijen, Tuitert - echter al de voortekenen van een nieuwe superkampioen.
2015: Kramer overtreft alle legendes
Voor eigen publiek hoopte de Italiaan Enrico Fabris in Collalbo in 2007 het toernooi zijn hand te zetten, maar toen al liet de op dat moment nog maar 20-jarige Sven Kramer blijken een niet te stillen honger te hebben naar succes.
Fabris won de 500 meter, Kramer de 5.000 meter, de Italiaan klopte de Fries nipt in een magistraal gevecht op de 1.500 meter, maar uiteindelijk had Kramer op de 10 kilometer het laatste woord. Met zeven Europese titels heeft hij inmiddels een even rijke oogst als de legendes Hjalmar Andersen, Ard Schenk en Johann Olav Koss samen.