Celstraffen tot zes jaar in jihadproces
In het grote jihadproces is de hoofdverdachte Azzedine C. (33) alias Abou Moussa veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf. Ook Hatim R. (26) en Anis. Z. (24) werden bij verstek tot zes jaar cel veroordeeld. Zij vechten waarschijnlijk nog in Syrië.
De Haagse jihadverdachten vormden een organisatie met een terroristisch oogmerk, oordeelt de rechtbank. Er was sprake van een duurzaam samenwerkingsverband, met Azzedine C., Rudolph H. en Soufiane Z. als sleutelfiguren. Het oogmerk van de organisatie was opruiing met als doel mensen te ronselen voor de gewapende strijd in Syrië.
Hogere straf
Hicham El. O. (30) kreeg met 5 jaar cel een hogere straf dan geëist. Hij is een van de teruggekeerde Syriëgangers die daadwerkelijk in Syrië hebben gevochten. Volgens de rechtbank speelde hij een substantiële rol binnen de organisatie.
Rudolph H. (25) alias Suhayb en Oussama C. (19) alias Abou Yazeed kregen 3 jaar cel, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. Oussama C. kreeg ook een internetverbod opgelegd.
Bekeerling Jordi de J. (22) werd tot 155 dagen veroordeeld, deze periode is gelijk aan zijn voorarrest. Hij mag ook geen contact zoeken met zijn medeverdachten. Volgens de rechtbank is hij in een trainingskamp in Syrië geweest, maar kreeg hij daar spijt van. Dat werd in het vonnis zwaar meegewogen.
Bedreiging
Voor Moussa L. (41) was de straf 43 dagen, gelijk aan het voorarrest. Ook kreeg hij een proeftijd van twee maanden opgelegd en mag hij geen contact hebben met zijn medeverdachten. De bedreiging van een wijkagent werd hem door de rechtbank zwaar aangerekend.
De enige vrouwelijke verdachte, Imane B. (26), kreeg 7 dagen cel. Zij maakte geen deel uit van de organisatie en werd veroordeeld voor een opruiende retweet.
Geen aanwijzingen voor aanslag
In het jihadproces stonden negen mensen terecht op verdenking van het lidmaatschap van een terroristische organisatie die zijn oorsprong vond in de Haagse Schilderswijk, opruiing tot een terroristisch misdrijf en het ronselen voor de gewapende strijd.
Voorafgaand aan het voorlezen van de vonnissen benadrukte de rechtbank dat de verdachten niet terecht staan voor het plegen van terroristische misdrijven in Nederland. "Er is geen enkele aanwijzing dat ze van plan waren in Nederland een aanslag te plegen."
Openlijk sympathiseren met IS, kritiek op de democratie en het uitdragen van opvattingen zijn niet strafbaar, maar opruiing en aanzetten tot haat en geweld wel. Slechts een deel van de uitingen van de verdachten is opruiend, oordeelde de rechter.
Volgens de rechtbank heeft de politie fouten gemaakt bij het onderzoek op internet en met name op Facebook. Maar de informatie die met die digitale activiteiten werd verzameld mocht wel worden ingebracht als bewijs.