Rudy wilde een 'vrije vogel' zijn
In zijn notitieboekje vind ik zijn foto. Hij draagt een bril, heeft op de foto zitten knoeien. "Jongen, met je bijgetekende snorretje", denk ik. "Wie ben je?" Het zet me aan verder te zoeken. Dat knoeien in een agenda is zo herkenbaar.
Het zakboekje is hem afgenomen als hij het concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg binnenkomt. Nu, een week na de vondst van het boekje, ken ik zijn naam en weet ik veel meer van hem. Dat komt vooral dankzij zijn familielid Gerald t’Sas (1949), met wie ik verder speurde en dankzij ITS, het oorlogsarchief in Bad Arolsen. Daar kreeg t'Sas afgelopen woensdag de agenda terug.
De jongen op de foto is Rudy de Wijs. Hij wordt in 1923 in Den Haag geboren en is het enige kind van Christiaan de Wijs en Malvina Krijgsman. Voor Malvina is het haar tweede huwelijk. Ze is eerder getrouwd met de acteur en toneelschrijver Maurice t’Sas. Met hem krijgt ze vijf kinderen, onder wie Geoff, de vader van Gerald t’Sas.
Niets bewaard
Als de oorlog uitbreekt, woont het gezin-De Wijs aan de Stationsweg 62 in Ede. In 1942 moet Christiaan de Wijs zich melden. Hij behoort tot de hoge militairen die alsnog van de bezetter in krijgsgevangenschap moeten en worden afgevoerd naar een kamp. Samen met zijn stiefzoon Eddy t’Sas wordt hij geïnterneerd in Stalag 371 in Stanislau. Zoon Rudy noteert hun adressen in zijn zakboekje. Hij heeft zijn vader ongetwijfeld geschreven. Maar die brieven bestaan niet meer. Want van Rudy blijft niets bewaard.
Als vader in 1945 terugkeert uit gevangenschap, wordt zijn enige zoon vermist. Hij hoort dat Rudy zat ondergedoken om te ontkomen aan de Arbeitseinsatz, de dwangarbeid in Duitsland. Dat hij veronderstelde dat Arnhem is bevrijd en daar, op het station, is gearresteerd. Pas jaren later krijgt het echtpaar bericht dat de jongen in Neuengamme is bezweken.
Het huwelijk strandt. De ouders gaan wonen in Den Haag aan de Vivienstraat 11. Ze leven in hetzelfde huis, maar strikt gescheiden. Ze spreken elkaar zelden.
Mijn oma stormde de kamer binnen en schreeuwde dat de radio uit moest.
Als jongetje logeert Gerald bij zijn oma en de man die hij "oom Chris" noemt . "Het was een donker huis", zegt hij nu. "Er hingen zware velours gordijnen. Er stond een vleugel waarop niet gespeeld mocht worden."
Rudy houdt van muziek, zo blijkt uit zijn zakboekje. Jazz: Duke Ellington, Count Basie. Maar ook klassiek. Pianoconcerten van Mozart en Beethoven. Opera: la Bohème. Gerald herinnert zich dat bij oma een oude radio stond die hij wilde aanzetten. "Mijn oma stormde de kamer binnen en schreeuwde dat de radio uit moest." Na de dood van de jongen die in alle opzichten niet meer bestaat, mag in het huis geen muziek meer klinken.
Rudy's agenda leest als een boek. Je leert hem een beetje kennen. Hij houdt van sport, schaatst, volgt een technische opleiding. Hij fotografeert, heeft een Pontiac-horloge, schrijft met een Pelikan-vulpen. Hij rookt sigaretten en pijp, leest "goede boeken". Erasmus staat nog op zijn lijstje.
Zijn moeder, die tot haar dood in 1973 zoekt naar meer informatie over haar zoon, heeft verondersteld dat hij dacht dat Arnhem was bevrijd. Maar is Rudy misschien toch onderweg geweest naar Frankrijk? Wilde hij de geallieerden tegemoet gaan?
Ik was toen reeds 'weggezeild' in de gevangenis. Dom hè, maar…
Op 18 augustus wordt Rudy in Arnhem opgepakt door de Sicherheitsdienst en meegenomen, waarschijnlijk naar de Dienststelle aan de Utrechtseweg. Daar schrijft Rudy een briefje aan een zekere Geri: "Hallo Geri, je zult vrijdag 4 uur wel zeer raar gekeken hebben toen ik niet thuis was, maar toen was ik reeds 'weggezeild' in de gevangenis. Dom hè, maar…"
Mocht echter blijken dat mijn vriendschap haar onverschillig is, dan zal ik zoveel man zijn om haar voor altijd met rust te laten.
Het kattenbelletje zal het meisje nooit bereiken. Rudy is trouwens behoorlijk van haar onder de indruk. Want op dezelfde pagina schrijft hij dat ze anders is dan de meisjes die hij kent. "Mocht echter blijken dat mijn vriendschap haar onverschillig is, dan zal ik zoveel man zijn om haar voor altijd met rust te laten."
Wat we nu weten, is dat hij de dag van zijn arrestatie al wordt binnengebracht in Kamp Amersfoort. Op 8 september 1944 gaat hij richting oosten. “Arb. Eins. Reich.”, staat op zijn kaart. Afgevoerd voor slavenarbeid in het Derde Rijk. Hij loopt met zijn medegevangene, onder zware bewaking, de vaste route naar het station. Een maand later wordt een zelfde transport op die treurige tocht gefotografeerd.
De treinreis zal ellendig zijn geweest, een voorbode van wat zou komen. In Neuengamme wordt hem het zakboekje bij binnenkomst afgenomen. Uit de archieven van het ITS blijkt dat hij ook nog een vulpen, een horloge en een sigarettendoos bij zich droeg. Die zijn verdwenen.
'Voor moeder het ergst'
Twee maanden na aankomst overlijdt Rudy in Ladelund, een bijkamp van Neuengamme. Als doodsoorzaak wordt dysenterie opgegeven. Maar het kan ook van de ontberingen, de honger, de mishandelingen zijn dat de jongen uit Ede bezwijkt. Hij wordt in Ladelund begraven in een massagraf.
Zijn moeder blijft tot aan haar dood zoeken naar sporen van die laatste weken voor zijn dood. 71 jaar later weten we dat Rudy aan haar heeft gedacht na zijn arrestatie. Hij schrijft: "Voor mijn moeder is het 't ergst. Ikzelf schik mij in m'n lot, het was per slot van rekening eigen stomme schuld om me te gedragen als een vrije vogel."