Tekort internetadressen loopt verder op
De organisatie die internetadressen uitdeelt in Noord-Amerika is daar grotendeels mee gestopt. De organisatie, ARIN, heeft niet genoeg adressen meer op voorraad. Wie al op een wachtlijst stond, krijgt mogelijk nog een adres als er onverwacht nog adressen vrijkomen. Ook is er nog een beperkt aantal adressen voor uitzonderingen, maar nieuwe aanvragen worden over het algemeen niet meer geaccepteerd.
Internetadressen zijn nodig om over het internet met andere apparaten te communiceren. Er ontstaat echter een nijpend tekort aan adressen. De organisatie die adressen uitdeelt in Europa, het Midden-Oosten en Azië, RIPE, heeft al sinds 2012 geen adressen meer op voorraad.
Het gaat daarbij om zogenoemde ip-adressen: een combinatie van vier getallen, die op de achtergrond worden gebruikt voor communicatie. Deze adressen staan los van web-adressen, zoals 'www.nos.nl'.
Op dit moment levert het tekort aan adressen nog geen grote problemen op, omdat veel internetproviders zelf nog adressen in voorraad hebben. Zodra die voorraad opraakt, kunnen ze echter geen nieuwe adressen meer aanvragen. Dan kunnen providers nog wel trucjes uithalen om mensen bereikbaar te houden, maar het kan bijvoorbeeld wel moeilijker worden om een nieuwe website op te zetten.
Er is al jaren een oplossing voor de problemen. De adressen die op aan het raken zijn, worden gebruikt in versie 4 van het internetprotocol. Die versie biedt 4,3 miljard ip-adressen. De opvolger van dat protocol, versie 6, biedt veel meer adressen: 340 sextiljoen, een getal van 39 cijfers. De twee protocollen kunnen echter niet overweg met elkaar, en de overstap verloopt moeizaam. Zo hebben veel Nederlandse providers niet of nauwelijks ondersteuning voor het nieuwe protocol.