Groesbeek wil nieuw museum over oorlog en vrijheid
Jeroen Wielaert
Verslaggever
Jeroen Wielaert
Verslaggever
In het Gelderse grensgebied, met ooit volop wisselende fronten, moet het er toch een keer van komen: een nieuw museum dat het verhaal vertelt van oorlog en vrijheid. Groesbeek wil het Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945 verbouwen tot een nieuw internationaal huis van de vrijheid.
Het nieuwe concept is vanmorgen ingediend bij de Provincie Gelderland. Het museum moet in 2019 opengaan, rond de 75e herdenking van D-Day, 6 juni 1944.
De belangstelling voor verhalen over bezetting, terreur en herwonnen vrijheid neemt niet af. Dat blijkt bij de herdenkingen over de bevrijdingsgeschiedenis van Nederland, nu 70 jaar geleden. In Gelderland was het allemaal allang na te gaan in het Airborne Museum in Oosterbeek, het Oorlogsmuseum in Overloon en het Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945 in Groesbeek.
Vasim-gebouw
Samen namen ze het initiatief om te komen tot een nieuw Vrijheidsmuseum, gedragen door de provincie en het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg. Het moest komen in het kolossale Vasim-gebouw in Nijmegen, een voormalige textielfabriek die sinds de sluiting het domein is van vrije kunstenaars en culturele ondernemers.
Maar in Nijmegen brak heftig politiek rumoer uit over het gebruik en de herbestemming van Vasim. Er was onenigheid onder de deelnemende musea, bestuurders raakten gefrustreerd en het toegezegde bedrag van 6 miljoen euro werd ingetrokken.
Oorlog en vrede
"We hebben hier geen Mitterrand, geen Kohl", verzucht Wiel Lenders, directeur van het Groesbeekse Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945. Hij doelt op de grote Franse en Duitse leiders die met veel gezag hebben meegebouwd aan nieuwe, grote oorlogsmusea in hun landen.
Het is er in Nederland nooit van gekomen, mede door wisselende ministers en een permanent onvermogen om de strijd te winnen voor een nationaal museum, gewijd aan oorlog en vrede.
We zitten hier duidelijk op een historische plek in Nederland, waar Market Garden en het Rijnlandoffensief elkaar kruisten.
In Groesbeek willen ze graag meedoen aan museale vernieuwing in het frontgebied. Het gaat om het herformuleren van een oude missie. Met zijn adviseurs heeft Lenders ingezien dat er een groot terrein braak ligt tussen Groesbeek en Berlijn, om te beginnen in Noordrijn-Westfalen. Naties moeten de verwerking van de oorlog niet meer voor zichzelf houden, met hun eigen versies.
"De Duitsers zijn in 1945 ook van de nazidictatuur bevrijd, maar ze zaten ook met de schuldvraag", legt hij uit. "De gebombardeerde steden, de slachtoffers in eigen familie, de schaamte. Dat feestelijke gevoel van bevrijding bij ons tref je daar niet aan. Wat we delen is Freiheit.
"We komen een stapje dichter bij een Europese herinneringscultuur. In ons nieuwe museum hoort daar ook een permanente link bij met de spanningen van het heden. Het gaat over hoe we onze vrijheid verloren, hoe we die terug kregen en wat we moeten doen om de vrijheid te behouden."
In Normandië gaan de mensen ook niet naar één museum. Monumenten, musea, begraafplaatsen, bevrijdings-trails. Dat is wat toeristen en scholen zoeken.
‘Het Normandië van het Noorden.’ Zo wordt het Gelders grensgebied genoemd in een recent provinciaal rapport over het historische terrein, met een verwijzing naar de landingen aan de Franse kust, 6 juni 1944.
Het is geen blijvend slagveld van concurrerende musea, denkt Lenders. "In Oosterbeek gaat het specifiek over de slag om Arnhem. Overloon richt zich steeds meer op de tankslag bij Overloon. Bij ons gaat het om de grensoverschrijding. Het vult elkaar prachtig aan. In Normandië gaan de mensen ook niet naar één museum. Monumenten, musea, begraafplaatsen, bevrijdingstrails. Dat is wat toeristen en scholen zoeken."