Treinenbouwers vonden Fyra niet interessant

De bouw van de Fyra-treinen was voor grote treinleveranciers niet interessant genoeg. Dat kwam door de hoge eisen die aan de nieuwe treinen gesteld werden in combinatie met het lage aantal treinen dat zou worden afgenomen. Dat bleek bij het verhoor van vertegenwoordigers van het Duitse Siemens en het Franse Alstom door de parlementaire enquêtecommissie die het Fyra-debacle onderzoekt.

Het bestek met eisen was volgens Siemens niet professioneel. Doordat zowel het Rijk, de NS, als de Belgische spoorwegen hun inbreng hadden, ontstond een onsamenhangend en complex geheel, zei René van Marrewijk van Siemens. “Ik vind dat bij professioneel opdrachtgeverschap hoort dat je iets in de markt zet, dat ook maakbaar is.”

Die ingewikkelde constructie maakte dat de treinen die Siemens kon leveren, nooit op tijd klaar zouden zijn; iets waarop hoge boetes stonden. Bovendien vond het bedrijf de kosten die het ontwikkelen van nieuwe technologie met zich mee zou brengen, te hoog voor het kleine aantal treinen dat NS wilde bestellen.

Twaalf treinen

Ook de verantwoordelijke voor het bod van Alstom, Meindert Eland, benadrukte dat de eisen veel kosten met zich mee zouden brengen. Het bedrijf deed uiteindelijk een bod voor de bouw van minimaal negentien treinen, maar haakte af toen de order door NS werd verlaagd naar twaalf.

Volgens Eland was de plotselinge verlaging juridisch niet in orde, maar heeft Alstom er geen zaak van gemaakt, omdat er nog een aanbesteding liep voor de bouw van nieuwe sprinters. “We wilden de relatie met NS niet belasten”, zegt Eland.

Uiteindelijk bleef de NS zitten met alleen een bod van het Italiaanse AnsaldoBreda, dat de Fyra’s voor het nieuwe spoor naar Brussel uiteindelijk zou bouwen. Ze werden al na 40 dagen uit de dienstregeling genomen, omdat ze technisch niet bleken te deugen.

Vanmiddag hoort de commissie nog voormalig NS-directeur Aad Veenman, verantwoordelijk voor de aanschaf van de Fyra-treinen.