Het dodental van de zware aardbevingen in Turkije en Syrië van vorige week maandag is opgelopen tot 45.000, meldt het Turkse staatspersbureau Anadolu.
In Turkije zijn 39.672 geregistreerd. In Syrië, waar de informatievoorziening gebrekkig is, staat het dodental al dagen op zeker 5800. Verwacht wordt dat het dodental verder zal blijven stijgen.
De meeste slachtoffers die uit het puin worden gehaald zijn overleden. Toch wordt er af en toe nog iemand gevonden die nog leeft. Een 45-jarige man is in de zwaar getroffen provincie Hatay 278 uur na de bevingen (ruim elf dagen) levend onder het puin vandaan gehaald.
Dat meldt de brandweer van Istanbul, die actief is in het rampgebied. Het korps werkte samen met meerdere reddingsteams om de man te redden, die naar het ziekenhuis is gebracht.
Wat eerder zijn ook een jongen van 14 en een man van 34 gered in de historische stad Antakya, en gisteren zijn ook een 12-jarige jongen en een 42-jarige vrouw levend onder het puin vandaan gehaald.
Buitenwijken beschoten
Volgens experts zijn de meeste reddingen na een aardbeving in de eerste 24 uur na de ramp, maar er zijn dus slachtoffers die lang weten te overleven. Na de aardbeving in Haïti van 2010 werd een meisje na 15 dagen nog levend gevonden.
In Syrië lukt het vanwege het hoge aantal slachtoffers niet altijd om de lichamen volgens de voorschriften te begraven. De meeste doden daar zijn in het noordwesten, een gebied dat door rebellen is bezet die tegen de troepen van president Assad vechten. Dat conflict bemoeilijkt het reddingswerk en de hulpverlening.
De strijdende partijen leverden vannacht voor het eerst sinds de aardbevingen weer slag. Regeringstroepen beschoten de buitenwijken van Atareb, meldde het Syrische Observatorium voor Mensenrechten. Die stad is zwaar getroffen door de aardbevingen.