Kritiek OESO op Nederlandse energiebelasting voor industrie
Rob Koster
Economieverslaggever
Rob Koster
Economieverslaggever
Grote bedrijven die veel energie verbruiken, krijgen hoge kortingen op de energiebelasting en worden ontzien bij het belasten van de CO2-uitstoot. Dat zorgt voor een onevenwichtige verdeling tussen de belasting voor grote en kleine bedrijven. Met die kritiek komt de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).
Het beleid zou bovendien de snelheid vertragen waarmee Nederland de uitstoot van CO2 kan verminderen, schrijft de internationale organisatie in een rapport over het klimaatbeleid voor de industrie in Nederland.
Nederland financiert subsidies voor bedrijven die overstappen van kolen en gas naar elektriciteit (SDE++) met een belasting op de energie (ODE). Omdat de overheid tegelijkertijd grootverbruikerskortingen toekent aan bedrijven die heel veel energie verbruiken, betalen de grootste verbruikers de minste belasting.
Belasting en ontheffingen
Sinds dit jaar kent Nederland een eigen CO2-belasting, maar tegelijkertijd worden ook massaal ontheffingen uitgedeeld aan bedrijven die heel veel CO2 uitstoten. Zowel de grootverbruikerskorting op de energiebelasting als de ontheffingen op de CO2-belasting worden gegeven om de internationale concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven te beschermen.
De OESO erkent dat andere Europese landen ook grootverbruikerskortingen geven maar constateert dat Nederland alleen kijkt naar het energiegebruik. Er wordt volgens de OESO niet beoordeeld of de korting ook echt nodig is om de concurrentiepositie van het bedrijf te beschermen.
Het leidt er volgens de OESO toe dat de zware industrie de minste kosten heeft maar wel de grootste greep in de subsidiepotten doet. Kleinere bedrijven die minder gemakkelijk gebruik kunnen maken van de subsidies betalen verhoudingsgewijs juist meer belasting.
Geen uitzonderingen
Voor de vermindering van de CO2-uitstoot is de voorkeursbehandeling voor energiegrootverbuikers inefficiënt, staat in het rapport. Daardoor vinden veranderingen volgens de OESO niet plaats op de plaats waar ze het meeste effect hebben.
De OESO pleit daarom voor het afbouwen van de uitzonderingsposities in de energie- en CO2-belasting. In plaats hiervan zouden bedrijven meer geholpen kunnen worden met technische veranderingen om minder CO2 uit te stoten.
De internationale concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven is volgens de OESO het meest gebaat bij Europees beleid, inclusief een Europese belastingmuur voor de import van producten van buiten de EU die niet op een duurzame manier gemaakt zijn.
Meer kritiek
Ook de manier waarop Nederland de energietransitie subidieert, krijgt kritiek van de OESO. De overheid steekt een aantal keren per jaar vele miljarden subsidie in projecten die op korte termijn de meeste CO2-reductie opleveren. De subsidie voor technische langetermijnoplossingen die productieprocessen CO2-neutraal kunnen maken, blijft achter.
Dat leidt ertoe dat de afvang en opslag van CO2 onder de Noordzee wel in aanmerking komt voor de huidige subsidieregeling SDE++, maar de verdere ontwikkeling van duurzame waterstof maar heel beperkt.
De OESO pleit ervoor om de subsidieregelingen zo aan te passen dat niet altijd voor de goedkoopste kortetermijnoplossing wordt gekozen maar vaker voor duurdere maar toekomstbestendige oplossingen.