Hoe moeilijk Monaco ook is, de coureurs smullen van het smalle circuit
Glitter, glamour en Formule 1 gaan eigenlijk altijd hand in hand. Maar nergens zijn jetset en de koningsklasse van de autosport zo nauw met elkaar verbonden als in Monaco.
"De Grand Prix van Monaco is méér dan een grand prix", vat oud-coureur David Coulthard het weekend aan de Côte d'Azur samen.
Exclusieve feestjes in chique hotels, flaneren in de laatste mode en, het voorrecht van de allerrijksten, het showen van een zo groot mogelijk jacht. Komend weekend hoort het er weer allemaal bij rond de zesde grand prix van het F1-seizoen.
"Je merkt het vooral tussen de trainingen door", zegt Jan Lammers. "En de avond voorafgaand aan de race. De meeste mensen hebben de prijskaartjes nog aan de kleding hangen. Het is een mooi feestje voor de nieuwe en de oude rijken."
Nederlandse zeges op het stratencircuit van Monaco zijn zeldzaam. De meest recente overwinning staat op naam van Nyck de Vries. Vorig jaar behaalde hij zijn eerste GP-zege in de Formule 2 in Monaco.
"Ik ben heel erg blij dat ik het in mijn carrière heb mogen meemaken en deze zege van mijn bucketlist kon afvinken", zegt de 23-jarige De Vries.
"Het rondje zelf is met niks te vergelijken. Op andere stratencircuits is het ook dringen, zoals in Bakoe. Maar Monaco is door alle hoogteverschillen en wat erbij komt kijken heel speciaal. Het vergt enorm veel concentratie."
Kwalificatie bepalend
Tijdens geen enkele GP is de uitslag van de kwalificatie zo bepalend voor de race als in het vorstendom. Inhalen is geen sinecure op het smalle stratencircuit. "Als je niet vooraan start, wordt het moeilijk", weet de Vries. "Natuurlijk is snelheid belangrijk, maar je moet de auto wel uit de muur houden."
Lammers was in 1980 dicht bij een overwinning. "Ik reed toen in hetzelfde weekend de Formule 1-race en het BMW Procar Championship. In de F1 deed de auto het goed, maar bij de start hadden we een probleem. Ik kwam de baan op achter de Ferrari van Gilles Villeneuve. Hij lag tweede en ik kon hem een tijd lang goed volgen. Dat was een supermooi jaar."
"In de Procar had ik poleposition, maar na twee bochten werd ik eraf gereden", zegt Lammers met nog altijd enige teleurstelling in zijn stem. "Erg jammer, want ik had er graag willen winnen en het had ook gekund."
Provinciale weg
Alle (oud-)coureurs benadrukken hoe moeilijk het stratencircuit is. Logisch ook, want in Monaco is de baan op de meeste plaatsen niet breder dan een doorsnee provinciale weg. Maar dan wel een provinciale weg dwars door een stad met heuvels, afdalingen en aan beide kanten van de weg een vangrail of een muur. En daar scheuren de auto's met 300 kilometer per uur overheen en langs.
"Sommige mensen waren er echt op hun gemak", weet Lammers. "David Coulthard was zo iemand. Maar Jenson Button had het ook, net als Fernando Alonso. En Max Verstappen ook wel, al moet hij er nog een lekker ritme vinden."
De relatie van Verstappen met het circuit is nog niet optimaal. In 2015 en 2016 eindigde zijn race voortijdig met een harde klap. Vorig jaar werd hij er vijfde.
Vertrouwen
Het opbouwen van een ritme met het circuit is cruciaal, stelt ook De Vries. "Wij hebben in de Formule 2 maar één vrije training en een kwalificatie van een kwartier. Dat is minder dan een van de drie trainingen in de Formule 1. Je moet echt vertrouwen krijgen in het circuit." En dat lijkt De Vries, zij het een niveau lager, beter af te gaan dan Verstappen.
"Het is zo smal dat je geen moment kan ontspannen", zegt Verstappens teamgenoot Daniel Ricciardo. "Het circuit kan frustrerend zijn, want inhalen is zo moeilijk. Maar toch: eigenlijk zou iedere race zo moeten zijn."
"Zowel fysiek als mentaal moet je tot het uiterste gaan. Na de race ben ik helemaal kapot, omdat je hersenen anderhalf uur voor honderd procent moeten werken", zegt Ricciardo, die zijn woorden kracht bijzet door met zijn vingers langs zijn hoofd te draaien en met zijn ogen te rollen. Na de race ben je weinig meer waard, wil hij maar zeggen.
Kick
Coulthard sluit zich daarbij aan: "Je hebt ongelofelijk veel concentratie nodig om op volle snelheid te blijven en de muur niet te raken. En dat ronde na ronde."
Ricciardo: "Op het moment dat je denkt: 'ik vind het saai', ga je de muur in. Zelfs al kun je weinig inhalen, het blijft spannend. De kunst is zo dicht mogelijk langs de muur te rijden. Je probeert zo veel risico te nemen dat je je er oncomfortabel bij gaat voelen. Dat geeft de kick."