Bittere thuiskomst: 'Ik heb helemaal niemand meer'
Lotty Veffer is na dertig bange maanden weer terug in Amsterdam, maar maakt zich grote zorgen over hoe het nu verder moet. Net als vele andere teruggekeerde Joden is ze alle bezittingen kwijt, is haar directe familie vermoord en is het nog onzeker waar ze de nacht moet doorbrengen.
"Ik heb helemaal niemand meer waar ik terecht kan", zegt de 24-jarige.
Op 11 februari 1943 werd zij, samen met haar ouders en zusje Carla, naar kamp Vught gedeporteerd. In de nacht kwam het gezin Veffer aan bij de ingang van het kamp. Zij moesten alle bezittingen afgeven en mannen en vrouwen werden van elkaar gescheiden.
"Ik sliep met mijn moeder en zusje in een barak in drie bedden boven elkaar", vertelt Lotty. "De volgende dag werd mijn zusje in een aparte kinderbarak ondergebracht. We mochten niet met elkaar praten."
Lotty herinnert zich een Nederlandse kampbewaakster die zich ergerde aan een huilende baby. "Ze zei tegen de moeder dat ze haar baby stil moest krijgen, maar die baby had honger dus dat ging natuurlijk niet. 'Dan zal ik hem wel stilhouden', zei de bewaakster. Ze nam de baby uit de armen van de moeder en duwde het tegen het prikkeldraad."
De Duitse kampleiding was ervan overtuigd dat het efficiënter zou zijn om ouders en kinderen vanaf 4 jaar te scheiden. Zo konden de ouders ingezet worden om dwangarbeid te verrichten en liepen de kinderen niet in de weg.
In de praktijk bleek dit niet te werken. De kinderen zagen hun ouders zelden of helemaal niet. Voor de kinderen was dit zeer zwaar. Sommige kinderen werden baldadig. Er ontstond grote chaos in het kamp: aan alles was gebrek en al snel braken besmettelijke ziektes uit. Met name de kinderen verkeerden in beroerde omstandigheden.
Kindertransporten
Om de orde te herstellen, nam de SS een rigoureuze beslissing: alle kinderen tot en met 16 jaar werden op transport gesteld, zogenaamd naar een apart kinderkamp. Moeders en vaders mochten mee, mits zij geen belangrijk werk in of buiten het kamp verrichtten.
Lotty was destijds 22 jaar en hoefde niet mee met het kindertransport, maar haar zusje Carla van 15 wel. Vader en moeder besloten met hun jongste dochter mee te gaan. "Ik heb ze nog gedag gezegd, maar dat moest heel stiekem", herinnert Lotty zich. "Ik zei tegen mijn moeder dat ik ook mee wou, maar die zei: 'Blijf jij maar hier, dan is er iemand als we thuiskomen.'"
Op 6 juni werden alle kinderen in de leeftijd van 0 tot 3 jaar op transport gezet. De dag erna moesten de oudere kinderen het kamp verlaten. Zij belandden in doorgangskamp Westerbork. Daar vandaan werden deze kinderen en hun ouders gedeporteerd naar vernietigingskamp Sobibor. Vrijwel direct na aankomst op 11 juni werden zowel de kinderen als de ouders om het leven gebracht.
De achtergebleven Lotty werd in juni 1944 gedeporteerd naar Auschwitz en kwam vervolgens terecht in kamp Birkenau. "Ook hier moesten we urenlang op appèl staan om te worden geteld", aldus Lotty. Na een week werd ze door de Duitsers in een Telefunken-fabriek in Reichenbach te werk gesteld.
Dodenmars
In februari 1945 werd de fabriek gebombardeerd. Vanwege de onherstelbare schade werden Lotty en de andere gevangenen weggevoerd uit Birkenau. Wat volgde was een lange barre tocht door de sneeuw langs diverse kampen in Polen.
"Tijdens deze dodenmarsen liep ik op twee linker klompen. Veel mensen hadden alleen nog wat verband om hun voeten", vertelt Lotty. "Het eten was slecht, hompjes brood en wat koolsoep. Onderweg stierven velen van honger, ziekten en uitputting."
In mei 1945 kwamen Lotty en de andere gevangenen, onder bewaking van een SS'er, aan bij de grens van Denemarken. "De vicepresident van het Zweedse Rode Kruis regelde dat wij werden geruild tegen krijgsgevangen gemaakte Duitse soldaten."
Met de boot vertrok Lotty naar Zweden en kwam terecht in Göteborg. Met vier andere ex-gevangenen kreeg ze een vakantiehuisje op een camping toegewezen. Deze maand mocht Lotty pas naar Nederland terugkeren.
De ontvangst is verre van hartelijk. "Je ziet ze denken: weer een die onderdak nodig heeft. Alle Joden waren toch weggevoerd?" In haar ouderlijk huis wonen inmiddels nieuwe mensen.
Voor de eerste nacht terug in Amsterdam heeft Lotty met haar vriendin een paardendeken kunnen regelen. Ze besluiten deze nacht "op chic" te gaan slapen, op een bankje in de voorname Apollolaan.