Collaborateurs in Kamp Vught getroffen door tyfus
In Kamp Vught is tyfus uitgebroken onder de collaborateurs en Duitse evacués die er nu zitten. De leiding probeert verspreiding te voorkomen, maar de hygiënische omstandigheden zijn er zo erbarmelijk dat dat moeilijk zal gaan.
Sinds het kamp vorig jaar oktober in geallieerde handen kwam zijn er zo'n 6000 van collaboratie verdachte Nederlanders opgesloten. Ook zijn er duizend Duitsers ondergebracht, evacués uit het Selfkantgebied, ten oosten van Sittard. De regio waar zijn woonden ligt inmiddels 100 kilometer achter het front.
De eerste zieken zijn aangetroffen in het Duitse deel van het kamp, inmiddels zijn er nu ook een paar besmettingen aan Nederlandse kamp vast gesteld.
De autoriteiten hebben hulp van buiten ingeroepen. De medische staf is onmiddellijk uitgebreid tot 39 man. De patiënten zijn in quarantaine geplaatst in een van de barakken. Alles wordt gedaan om te voorkomen dat de ziekte zich verder verspreid.
Het helpt niet dat de omstandigheden in het kamp abominabel zijn. Een van de gevangenen in het kamp, de arts H. Schade, vertelt dat hij pas na 10 weken zijn eerste warme douche kreeg. In de oudemannenbarak waar hij zat, bleek dat 29 aanwezigen zich al drie maanden niet verschoond hadden.
"Er zijn alleen maar primitieve latrines en spoedig werden de eerste infectueuze maag- en darmaandoeningen gesignaleerd", zegt een ander. "Enkelen raakten door het vele bloedverlies zo verzwakt dat ze door hun familieleden als een zak over de schouder gelegd werden en zo naar het toilet werden gedragen."
Men is slordig, smerig. En langzamerhand wordt men onhebbelijk, onbeschaafd en onbeschoft.
De Duitse Hildegard Muan beaamt het verhaal. "Men wast in de halfduistere wasruimte het gezicht en de handen, misschien nog hals en armen, maar dat is dan ook alles. Vooral voor vrouwen is het moeilijk om schoon te blijven. Twee derde van de mensen slaapt in hun dagelijkse plunje en verwisselt deze weken zelfs maanden lang niet."
"Men is slordig, smerig. En langzamerhand wordt men onhebbelijk, onbeschaafd en onbeschoft", somt fascisten-leider Arnold Meijer op. "Men bedelt en schooit, zoekt en graait als straathonden in vuilnishopen en men likt ketels en pannen uit, kortom men takelt af."
Het is niet verwonderlijk dat er daarom al snel ziektes uitbraken. Al velen zijn bezweken aan dysenterie, longontsteking of mazelen. Genoeg medicijnen zijn er niet. Naar schatting 150 evacués zijn overleden, onder wie veel kinderen. In het gedetineerdenkamp bezweken enkele tientallen.
De Nederlandse bewakers, die door de Canadezen zijn aangesteld, reageren onverschillig. "De commandant was vrijwel avond aan avond dronken en hield feesten, die opgeluisterd werden door vrouwelijke gevangenen", verklapte een bewaker tegen een kennis. "De hygiënische toestanden waren zo slecht als maar denkbaar is; de gevangenen stonden aan misselijke pesterijen en walgelijke grappen bloot."
De bewakers hebben geen sympathie voor de Duitsers, maar vooral de vermeende landverraders moeten het ontgelden. Een bewaker stelt "dat men tegen NSB'ers alles mag doen, omdat zij alles tegen ons hebben gedaan".
Die opmerking gaat voorbij aan het feit dat er mogelijk ook onschuldigen in het Nederlandse deel van het kamp zitten. Een verdenking of gerucht volstaat soms om opgesloten te worden. Volgens een Vughtse politieman zijn verschillende gevangenen het slachtoffer van roddels en persoonlijke antipathieën.