Vrouwen die meeliepen met de dodenmars hadden een wit kruis op hun jas · Wiki Commons

Eindelijk thuis na ontsnapping uit 'dodenmars'

Lon Verstijnen (28) is eindelijk thuis. Midden in de nacht stond ze op de stoep van haar ouderlijk huis in Den Haag; heelhuids, maar uitgeput van de maandenlange voettocht die ze achter de rug heeft. Die begon afgelopen april, toen ze samen met zo'n 5000 vrouwen nazi-kamp Buchenwald werd uitgejaagd voor een lange, helse 'dodenmars'.

Samen met acht vrouwen was ze er als door een wonder in geslaagd te ontsnappen uit de zwaarbewaakte marcherende colonne, die al zoveel mensen het leven had gekost. Wat volgde was een angstwekkende tocht door vijandelijk gebied op zoek naar een veilig heenkomen.

Verraad

Lon was in 1944 samen met haar vriendin Guigui naar Parijs vertrokken om zich, net als Lons broer Erik, aan te sluiten bij het Franse verzet. Al de eerste nacht ging het mis. Door verraad werd de hele groep opgepakt en vastgezet.

Lon en Guigui kwamen via Ravensbrück in een vrouwenkamp in Schlieben terecht, een subkamp van Buchenwald. Het kamp lag naast de wapenfabriek Hasag, waar de Duitse Panzerfaust werd gemaakt.

Dagelijks werkten ze onder zware omstandigheden in de fabriek, totdat het de Duitse kampbewakers op 14 april 1945 te heet onder de voeten werd vanwege de oprukkende Amerikanen vanuit het westen en de Russen vanuit het oosten. Onder zware SS-bewaking werden de gevangenen gedwongen het kamp te verlaten. Lopen moesten ze, vrijwel zonder pauze en niemand wist waarheen.

Als ik doodga, heb ik geen spoor op de wereld achtergelaten.

Lon Verstijnen

Onderweg was er geen eten en drinken, het was koud en de vrouwen liepen zwijgend met een grauwe gevangenisdeken om hun hoofd geslagen, als in een lugubere processie. Wie van uitputting in elkaar zakte werd doodgeschoten, wie probeerde een appel te plukken ook.

"Iedereen ging dood om je heen", vertelt Lon. "Met een groepje vrouwen bespraken we waarom we toch wilden blijven leven. Guigui wilde zo graag nog een keer met haar moeder op een terras koffie drinken. Een ander wilde haar kind weer zien. Ik zei: 'als ik doodga, heb ik geen spoor op de wereld achtergelaten. Niet eens een kind'."

Toen de colonne na twee dagen kort tot stilstand kwam, was er plotseling even geen bewaking in de buurt. Lon, Guigui en zeven andere vrouwen (zes Franse en een Spaanse) aarzelden geen moment en sprongen de bosjes in. Ze kwamen pas weer tevoorschijn toen de lange stoet uit zicht verdwenen was. Niemand had hun ontsnapping opgemerkt.

Amerikaanse front

"We hadden geen idee waar we waren", vertelt Lon. "Ons doel was het Amerikaanse front te bereiken. We stuitten op Joegoslavische krijgsgevangenen die op het land werkten. Zij hebben andere kleren en eten voor ons geregeld." De vrouwen kregen goede raad mee: meld je bij ieder dorp bij militairen of de burgemeester voor een bewijs om verder te mogen reizen.

De vrouwen deden zich onderweg voor als arbeiders die uit een gebombardeerde wapenfabriek waren gevlucht. "Maar je elke avond ergens melden, was buitengewoon eng. Je waagt je in het hol van de leeuw en god weet wat er boven je hoofd hangt."

Toch werden ze enkele keren buitengewoon hartelijk ontvangen door Duitse burgers en kregen onderdak in een hooiberg of op zolder. Maar ze moesten verder, ondanks hun pijnlijke voeten, de uitputting en het gevaar van de aanhoudende Amerikaanse bombardementen.

Dankzij Lon, die goed Duits sprak, slaagden ze erin een SS-post te passeren, waar haar eerst het hemd van het lijf werd gevraagd. "Ik moest liegen dat ik groen zag. Ik vertelde dat ik in Bonn woonde, in die en die straat. Uiteindelijk lieten ze ons verdergaan."

Ik dacht: ik loop wel alleen naar huis. Gewoon de zon volgen.

Lon Verstijnen

Bijna ging het mis toen ze mochten overnachten in een groot kasteel, waar ook NSB-kinderen en hun Nederlandse begeleidsters bleken te zijn ondergebracht. Duitse soldaten vertrouwden het verhaal van de vrouwen niet, maar tegen de tijd dat de politie de zaak kwam onderzoeken, waren ze dankzij een tip van de graaf van het kasteel alweer vertrokken.

Toen ze er met veel inspanning tenslotte in slaagden de rivier de Mulde over te steken, waren ze eindelijk in veilig gebied. Amerikaanse militairen vingen de vrouwen op. "We zijn languit op de grond gaan liggen. We made it, tot zover."

Via het Franse Rode Kruis konden de negen vrouwen mee met een trein die hen naar Frankrijk zou brengen. Na twee nachten hield Lon het niet meer uit. "Die trein stopte om de haverklap, ik wilde eruit. Ik dacht: ik loop wel alleen naar huis, gewoon de zon volgen."

Doodsklap

Ze schat dat ze zo'n 2000 kilometer heeft gelopen om thuis te komen. Daar hoorde ze van haar ouders dat haar broer Erik in januari is omgekomen in een kamp. "Dat bericht kwam aan als een doodsklap. Ik had daar absoluut geen rekening mee gehouden."

Ondanks dat grote verdriet, haalde haar vader een kostbare fles champagne tevoorschijn om haar thuiskomst te vieren. "Ik was natuurlijk niks gewend, met dat uitgeteerde lichaam van mij. Met z'n drieën hebben we de hele fles opgezopen."