Dwangarbeider alsnog in Duitsland overleden
Tijdens de Merwederazzia van 16 mei 1944 werden honderden jonge mannen opgepakt en op transport gesteld naar Duitsland. Ook de 20-jarige Cees Ippel kwam terecht in verschillende werkkampen. Vandaag overleed hij in het Duitse plaatsje Coswig alsnog als gevolg van de ontberingen in de kampen.
"Zijn ouders sterven van verdriet om hun zoon", vertelt de 23-jarige Krijn Janse, die gelijktijdig met Ippel werd opgepakt. Hij is inmiddels heelhuids teruggekeerd.
Vergelding voor moord
De razzia was een vergelding voor de moord op twee landwachten in de Biesbosch. Een week na de verzetsactie pakten de Duitsers bijna zeshonderd jonge mannen tussen de 18 en 25 op in de dorpjes rond de Merwede. Zo ook Ippel, die in de omgeving aan het werk was als landarbeider. Hij werd 's ochtends vroeg samen met andere boerenzonen- en knechten opgepakt in de Biesbosch.
Janse was net klaar met het melken van de koeien toen hij zag dat Ippel in de kraag was gegrepen. Hij probeerde nog in gesprek te gaan met de Duitsers, maar werd vervolgens zelf ook opgepakt. Tot zijn eigen verbazing. "We hadden de avond daarvoor al gehoord over de razzia, maar dachten dat wij niet opgepakt zouden worden."
We hadden zo’n honger dat je zelfs de randen van de schalen aflikte.
De Merwedegijzelaars werden afgevoerd naar Kamp Amersfoort. In de weken die volgden, zijn uiteindelijk meer dan de helft van de jongens vrijgelaten. De rest werd in de nacht van 6 op 7 juli op transport gesteld naar Duitsland.
Ippel en Janse kwamen terecht in Schkopau. Vanuit dit verzamelkamp werden de gevangenen onderverdeeld voor dwangarbeid in de fabrieken in de omgeving.
Eerst verbleven de jongens in kamp De Kippe, later dat jaar zijn ze overgeplaatst naar Alpenrose. In beide kampen waren de leefomstandigheden slecht. Bovendien moesten de mannen dagenlang werken op een lege maag. "We hadden zo'n honger dat je zelfs de randen van de schalen aflikte om nog wat binnen te krijgen", zegt Janse.
Dan brak de hel los op aarde.
De fabriek naast Alpenrose was vaak doelwit van zware bombardementen. "Dat was verschrikkelijk", vertelt Merwedegijzelaar Marius den Breejen, die ook in het kamp zat. "Dan brak de hel los op aarde. De lijken hingen in de bomen en de bomen stonden naast het gat waar ze gegroeid waren."
De ontberingen van de kampen en de fabrieken eisten hun tol bij Ippel. Op 16 april werd hij met 28 andere zieke jongens met een vrachtwagen uit het kamp gevoerd, op zoek naar een ziekenhuis. Die nacht, vol hevige beschietingen, overleden er acht jongens.
Ippel overleefde, maar bezweek vandaag alsnog, bijna drie maanden later. Hij is niet de enige van de Merwedegijzelaars die nooit meer thuiskomt. Voor zover bekend zijn 24 jongens overleden als gevolg van ondervoeding, ziektes, mishandeling en bombardementen.
De familie van Arie de Kluijver, die op 11 januari in Alpenrose overleed, hoorde het slechte nieuws pas twee maanden later op een "vrij ontactische manier", aldus broer Henk.
"Op een zaterdag in maart kwam onze 12-jarige zus Maartje iemand op de dijk tegen die het haar vertelde. De man die mijn zus sprak had geen idee dat onze familie nog niet van het overlijden van Arie op de hoogte was", vertelt hij. "De bevrijding van twee maanden later was voor onze familie moeilijk als een feest te zien."
Dat geldt ook voor de familie van Arie van 't Verlaat. Op 4 mei, terwijl de hele buurt feest vierde, hingen zij de vlag niet uit. "Onze moeder zei dat de vlag niet eerder uiting dan dat Arie thuis zou zijn", vertellen de zussen Rie en Piets. "Later hoorden we dat Arie precies op 4 mei is gestorven. Hij was toen al op weg naar huis. Ernstig verzwakt door tbc kreeg hij er tyfus bij en dat werd hem noodlottig."
Nog steeds tasten sommige families van Merwedegijzelaars in het duister over het lot van hun zoon of broer. Zij kunnen niets anders doen dan wachten.