Joods gezin keert terug met weeskinderen
Een bijzonder Joods gezin is samen met tientallen weeskinderen vandaag aangekomen in Limburg. Otto en Hetty Birnbaum hebben met hun zes kinderen de kampen overleefd. Daarnaast redden ze weeskinderen.
Overal waar ze waren, in kamp Westerbork, in concentratiekamp Bergen-Belsen en tijdens en na het 'verloren transport' van Tröbitz, namen ze de zorg op zich voor kinderen die alleen waren of van wie de ouders vermoord waren door de nazi's. Blijf bij elkaar, was hun motto.
Hun oudste dochter Sonni van net 17 had al die loodzware jaren één groot verlangen. "Mijn ideaal was om 18 te worden. Ik dacht als ik maar 18 word. Ik wilde leven. Dat was mijn gevoel. Als je al die doden om je heen zag, had je niet zoveel hoop."
De familie Birnbaum vluchtte eind jaren dertig vanuit Duitsland naar Nederland en kwam en in het opvangkamp Westerbork terecht, waar toen gevluchte Joden werden ondergebracht. Later werd Westerbork een doorgangskamp van de nazi's, op weg naar de vernietigingskampen.
Nu de Birnbaums terug zijn in Nederland, weten de beambten in het opvangcentrum in Maastricht niet goed wat ze met dit bonte gezelschap aan moeten. Wie is nu wie? Zijn de kinderen nu echt wees? Zo niet, waar zijn de ouders? Hoe krijgt men bevestigd wie is omgekomen in de kampen?
Vragen die allerminst welkom aanvoelden. Afstandelijk en technisch. Alsof niemand weet of wil weten wat ze allemaal hebben moeten doorstaan. De kinderen vragen zich af of hier ook oorlog is geweest. Iedereen ziet er zo netjes uit, en goed doorvoed. Heel anders dan zijzelf met hun spillebenen en sjofele kleren.
"Ik dacht dat iedereen aardig was in Nederland. En dat denk ik nu niet meer", zegt de 10-jarige dochter Suzi Birnbaum aan het einde van de dag.
Mijn ouders zeiden: jullie hebben jullie ouders nog, deze kinderen hebben helemaal niets meer, daarom moeten we juist voor hen zorgen.
De kinderen Birnbaum weten niet dat beter dan dat hun ouders voor andere kinderen zorgen. In Westerbork runden haar ouders een weeshuis, in barak 35. Kinderen die alleen in Westerbork aankwamen, probeerden ze op te vangen.
"Mijn ouders zeiden: jullie hebben jullie ouders nog, deze kinderen hebben helemaal niets meer, daarom moeten we juist voor hen zorgen", zegt Sonni.
Alle kinderen Birnbaum, hoe jong ze ook waren, hielpen mee. "We probeerden de kinderen weer levensmoed te geven. We zongen liedjes en wandelden over het kamp", vertelt Sonni.
"Het was een verschrikkelijk beeld die nachtelijke transporten en die verlaten kinderen, baby's in een babymandje, volle luiers, hongerige en dorstige kinderen, schreeuwend en vaak al ziek. Ook grotere kinderen van alle leeftijden, sommigen angstig en schuw anderen deels afgestompt en apathisch door oververmoeidheid", herinnert vader Otto Birnbaum zich maar al te goed.
Eenmaal in het weeshuis waren de kinderen niet veilig. Want ook zij moesten op transport, naar 'werkkampen in het oosten'. Daarvan is nu bekend dat het vernietigingskampen waren waar verreweg de meesten mensen vermoord werden.
"Als de transportambtenaren niet genoeg materiaal of beter gezegd slachtoffers uit de volwassenenbarakken hadden dan strekten hun klauwen zich uit naar onze kinderen. Als er zo'n kindertransport gepland stond, werd dat strikt geheimgehouden. Men wist dat we alles zouden doen om zoveel mogelijk slachtoffers uit hun klauwen te ontrukken."
We werden opgewacht door SS'ers met hele grote honden. Ze jaagden de honden tegen ons op.
In 1944 moest de familie Birnbaum zelf op transport en kwam in concentratiekamp Bergen-Belsen terecht. "We werden opgewacht door SS'ers met hele grote honden. Ze jaagden de honden tegen ons op", zegt Sonni.
De situatie daar was verschrikkelijk. Heel veel gevangenen, weinig eten, ziektes en veel ontberingen. Midden in deze uitzichtloze situatie ontfermde de familie zich weer over kinderen die het veel slechter hadden dan zij zelf. Kinderen die hun ouders vermoord hadden zien worden, die vaders kwijt waren geraakt, broertjes en zusjes.
Alle kinderen waren ondergebracht in een overvolle barak. "Toen het weeshuis in Bergen-Belsen begon was er geen familie Birnbaum meer", stelt zoon Zwi Birnbaum (10) . "Toen waren wij een deel van de kinderen van het weeshuis."
Helse treinreis
Toen Bergen-Belsen afgelopen april 1945 werd bevrijd, was de familie Birnbaum al met tientallen weeskinderen weggevoerd. Met duizenden in een trein gezet, met onbekende bestemming. De treinreis was een hel. Dagen stond de trein onderweg stil, er was amper water of eten. Veel gevangenen waren heel ziek en veel stierven onderweg.
Ook de kinderen Birnbaum zijn zeer verzwakt, uitgeput en ziek. Hun ouders hebben het heel zwaar.
Bij het plaatsje Tröbitz werden ze bevrijd door de Russen. De groep-Birnbaum, inmiddels alweer vijftig mensen, werd overgebracht naar een boerderij. Het boerenechtpaar wist niet wat hen overkwam. De Russen verplichtte hen de familie met al die zieke, verzwakte kinderen op te nemen. Oudste dochter Sonni moest naar het ziekenhuis, vanwege tyfus.
Nu drie maanden later iedereen weer wat aangesterkt is, konden ze de reis naar Nederland maken. Hoelang ze in Maastricht moeten blijven of waar ze daarna naartoe gaan is niet bekend. De verweesde kinderen blijven hopen op een hereniging met hun vader of moeder. Of met iemand van hun familie.