Spreidingswet gaat in, provincies moeten 1 november plan inleveren
Bijna anderhalf jaar nadat staatssecretaris Van der Burg eraan begon te werken, treedt vandaag de spreidingswet waar zoveel om te doen is geweest in werking. Vorige week stemde de Eerste Kamer ermee in en deze week is de wet die de opvang van asielzoekers beter over het land moet verdelen in de Staatscourant gepubliceerd.
Vanaf vandaag moeten provincies en gemeenten ermee aan de slag. Het is de bedoeling dat zij dit en volgend jaar 96.000 opvangplekken regelen. De provincies krijgen allemaal de opdracht een specifiek aandeel te leveren, waarbij een indicatie is gegeven van wat dit in elk van de 342 Nederlandse gemeenten kan gaan betekenen. Die is hier te vinden.
Gemeenten krijgen ook een opgave voor het aantal plekken dat ze moeten organiseren voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv'ers); die vertegenwoordigen ongeveer 8,5 procent van het totale aantal plekken per gemeente.
Geen nieuwe plannen
Het is duidelijk dat vooral de provincies Zuid- en Noord-Holland en Noord-Brabant aan de bak moeten. Zuid-Holland moet bijna 20.000 opvangplekken realiseren, Noord-Holland ruim 16.000 en Noord-Brabant een kleine 15.000. Zij vangen al jaren verhoudingsgewijs minder asielzoekers op.
Daar tegenover staan provincies als Groningen, Drenthe, Flevoland en Gelderland, die nu al (meer dan) genoeg opvangplannen hebben en dus geen nieuwe plannen hoeven te bedenken.
Op gemeenteniveau valt op dat Westerwolde, de gemeente in Groningen waar Ter Apel onder valt, nog maar 131 plaatsen zou hoeven te verzorgen. Op dit moment zijn daar nog dagelijks ruim meer dan 2000 mensen in de opvang. Vorige week, op de dag dat de Eerste Kamer de spreidingswet aannam, bepaalde de rechter dat dit niet mag.
De gemeente Schiermonnikoog zou volgens opsomming de minste opvangplekken moeten regelen, namelijk 5, en Amsterdam met 4479 de meeste. Die verdeling is op basis van inwonertal en sociaal-economische status tot stand gekomen, maar kan nog wijzigen. De getallen zijn niet absoluut. Gemeenten kunnen onderling deals maken, zolang het aantal per provincie maar gehaald wordt.
Maar de indicatieve getallen spelen wel een rol bij het verkrijgen van een eventuele bonus. Voor elke extra plek die minstens vijf jaar beschikbaar blijft, kunnen gemeenten 1000 tot 2000 euro krijgen.
Dwang mogelijk
De provincies hebben tot 1 november de tijd om afspraken te maken met gemeenten. Op die datum moeten ze hun opvangplannen bij het ministerie van Justitie en Veiligheid inleveren. De bewindspersoon voor asielopvang beoordeelt de twaalf plannen voor 1 januari 2025 en provincies krijgen vervolgens nog zes maanden de tijd om die te realiseren.
In provincies zonder deugdelijk plan kan de staatssecretaris dwang toepassen. Via een verdeelsleutel kan hij dan aan gemeenten opleggen om een bepaald aantal opvangplekken te regelen. Die dwang, die dus op zijn vroegst volgend jaar om de hoek kan komen kijken, ligt politiek uiterst gevoelig en was een van de belangrijkste redenen dat er zo lang over de wet is gesteggeld.