Defensie moet van rechtbank bewijs aanleveren in Hawija-zaak
Defensie moet aantonen dat het niet kon weten dat bij het bombardement van Nederlandse F-16's op de Iraakse plaats Hawija burgers om zouden komen. Dat oordeelt de rechtbank Den Haag in een tussenvonnis. Pas als dat bewijs is aangeleverd, wil de rechtbank uitspraak doen over een mogelijke schadevergoeding.
Elf Irakezen hadden de Nederlandse staat voor de rechter gedaagd. Zij verloren als gevolg van de aanval op een bommenfabriek van de terreurgroep IS elf familieleden, onder wie negen kinderen. Ze eisen een schadevergoeding, omdat ze vinden dat Nederlandse piloten de aanval niet hadden mogen uitvoeren.
De zaak draait om de procedure die is gevolgd voorafgaand aan het bombardement. Omdat Nederland alleen luchtaanvallen wilde uitvoeren waarbij geen burgerdoden werden verwacht, werd vooraf door een Amerikaans team heel precies uitgerekend wat de impact zou zijn van de aanval. De conclusie: als de aanval 's nachts wordt uitgevoerd, vallen er zeer waarschijnlijk geen burgerdoden. En dus ging de Nederlandse red card holder - de militair die groen licht moet geven voor elke aanval - akkoord.
Wat er zou gebeuren als de explosieven in de fabriek zelf zouden ontploffen, werd niet berekend. En daar ging het mis. Er lag een enorme hoeveelheid munitie in de fabriek die ontplofte. De explosie die volgde was tot op 60 kilometer te horen, beschadigde zo'n 400 gebouwen en kostte zeker zeventig burgers in de wijde omgeving het leven.
Geen bewijs
De landsadvocaat beweerde bij een eerdere zitting dat er tientallen voorbeelden waren van aanvallen op andere bommenfabrieken, die geen van alle hadden geleid tot grote explosies. Ook beweerde de landsadvocaat dat er geen burgers verbleven in de directe omgeving van de fabriek. Defensie kon voor beide stellingen geen bewijs leveren.
De rechter neemt daar geen genoegen mee. Defensie moet informatie aanleveren van alle eerdere aanvallen op bommenfabrieken en laten zien hoelang het de bommenfabriek heeft geobserveerd voordat hij werd aangevallen. Ook wil de rechtbank het volledige dossier hebben waar de red card holder zijn oordeel op baseerde.
Op de zitting liet de landsadvocaat al weten niet alle informatie te kunnen aanleveren, omdat die geheim zou zijn. Een andere rechter moet daarom nu beoordelen of Defensie daarin gelijk heeft.
Eind februari krijgt de landsadvocaat de kans te reageren op de eisen van de rechtbank.
Deze nabestaanden deden in oktober hun verhaal bij de rechtbank:
Volgens Liesbeth Zegveld, de advocaat van de nabestaanden, is het een baanbrekende uitspraak. "Dit is heel belangrijk voor de toekomst van de oorlogsvoering. De rechter zegt: je moet je verantwoorden. Onze oorlogsinzet moet getoetst kunnen worden. Nederland kan zich niet verschuilen achter de internationale coalitie waar het aan deelnam."
Ook voor de Irakezen is dit volgens haar een doorbraak. "Voor de nabestaanden is deze uitspraak belangrijker dan dat de rechter ze nu al in het gelijk had gesteld. Ze willen antwoorden en begrijpen wat er is gebeurd."
Het ministerie van Defensie zegt de uitspraak te gaan bestuderen.