Huisartsentekort? Er zijn meer huisartsen dan ooit
Sinds begin dit jaar hanteert de helft van de huisartsenpraktijken in het land een patiëntenstop. Het zorginfarct binnen deze zorg, die juist laagdrempelig moet zijn, is volgens zorgverleners en experts structureel. Als belangrijke reden wordt vaak een tekort aan huisartsen genoemd. Maar opmerkelijk genoeg zijn er meer huisartsen dan ooit.
De afgelopen tien jaar is het aantal zelfs met een derde toegenomen. Waar er in 2012 ongeveer 10.000 huisartsen waren zijn het er nu bijna 13.000.
Desondanks kunnen veel huisartsenpraktijken op dit moment de stijgende zorgvraag niet aan. Dat komt mede door het teruglopende aantal artsen dat zelf een praktijkhouder is. In 2012 was ruim 68 procent van deze artsen praktijkhouder, in 2022 was dat percentage teruggelopen tot 47.
"De tijd dat je samen met een assistent een praktijk kon runnen, en je voornamelijk met patiënten bezighield, is voorbij", zegt Jettie Bont, hoogleraar huisartsengeneeskunde aan het Amsterdam UMC. "Je hebt nu meerdere assistenten en ook praktijkondersteuners in dienst."
"Dus je bent nu ook heel erg een manager. Je onderhandelt met zorgverzekeraars en voert overleggen met de wijkverpleging, ziekenhuizen en ggz-instellingen om complexere patiënten die hulp nodig hebben op de juiste plek te krijgen."
Deze taken slurpen tijd, waardoor praktijkhouders vaak hulp nodig hebben van waarnemende artsen om te kunnen voldoen aan de stijgende zorgvraag. Maar juist het vinden van die hulp blijkt vaak lastig. Praktijkhouders staan dan voor een overweldigende opgave.
De Maastrichtse huisarts Katrien Boots heeft dat ervaren. "Je merkt dat deze zzp'ers graag veel vrijheid willen om hun eigen tijd in te delen. Dus de verantwoordelijkheid voelde als zeer zwaar, zo in je eentje terwijl je én de meeste zorg moet leveren én alle regeltaken hebt. Het gewicht dat je dan continu moet dragen is niet fijn."
Boots stopte na enkele jaren als praktijkhouder en werd zelf waarnemer. "Een vaste waarnemer", benadrukt ze. "Op die manier ken ik mijn patiënten goed en kan ik betere zorg leveren."
Het is bewezen dat huisartsen dankzij deze vertrouwdheid bijdragen aan een betere gezondheid en de zorgkosten beperken. Er hoeft vaak minder worden doorverwezen naar het ziekenhuis. Omdat steeds meer huisartsen freelance op wisselende plekken werken, gaan die vertrouwdheid en de gezondheidswinst langzaam maar zeker verloren.
Praktijkhouders mopperen dan ook veel over de nieuwe generatie. Die lichting draagt nu het stereotype van een arts die vooral de makkelijke patiënten wil behandelen en de moeilijke patiënten te snel doorverwijst. Tussendoor is er uitgebreid tijd voor vakantie dankzij de hoge tarieven en de verantwoordelijkheidszin ontbreekt, wordt gezegd.
Bont vindt die kritiek niet helemaal terecht. "Uit enquêtes blijkt dat 85 procent best praktijkhouder wil worden."
Ook huisartsenconsultant Bob Verhagen vindt de kritiek makkelijk. "Mensen willen wel, maar het is nogal intimiderend, die verantwoordelijkheid. Zeker als je voor het succes van de praktijk een behendige ondernemer moet zijn. En dat leer je onvoldoende tijdens de artsenopleiding."
'Behoefte aan kennis is groot'
Verhagen is de oprichter van Buurtdokters, een organisatie die praktijken bijstaat in de niet-medische aspecten. Sinds kort heeft Buurtdokters een academie waar artsen maandelijks cursussen kunnen volgen over hoe een moderne praktijk te leiden. Het animo neemt toe. Bij de eerste sessie waren er maar negen aanmeldingen, bij de tweede al 24.
"De behoefte aan kennis over hoe je bijvoorbeeld controle krijgt over de financiering én de inzet van praktijkpersoneel is groot", zegt Verhagen. "En terecht. Op die manier kun je aan knoppen draaien om de werklast te verminderen."
Door als arts bijvoorbeeld praktijkondersteuners slim in te zetten, hoeft een huisarts minder (simpelere) consulten te doen. Dat geeft tijd voor een communicatieplan voor patiënten over wanneer wel of niet een huisartsenbezoek noodzakelijk is. Wat ook weer tijd kan opleveren.
Door die vrijgekomen tijd kan een praktijk meer patiënten aannemen, wat meer opbrengsten oplevert.
"Dan kun je extra personeel aannemen, waardoor de werkdruk lager is terwijl je meer patiënten kunt helpen," aldus Verhagen. "Als artsen het gevoel hebben dat ze controle over hun praktijk kunnen krijgen, wordt het animo voor een praktijkhouderschap hopelijk weer groter. Daar ligt deels de oplossing voor het zorginfarct."