Kabinet wil met nieuw grondbeleid woningbouw sneller en goedkoper maken
Een van de vele belemmeringen bij het bouwen van woningen is dat grond vaak (te) duur is. En gemeenten moeten vaak lang onderhandelen met allerlei grondeigenaren om bouwprojecten van de grond te krijgen.
Minister voor Volkshuisvesting De Jonge komt nu met allerlei maatregelen rond het kopen van grond, waardoor het bouwen van huizen sneller en goedkoper moet gaan verlopen. Het zijn maatregelen voor de korte- en lange termijn.
Onderhandelen en onteigenen
Gemeenten kunnen nu al (als uiterste middel) grond voor woningbouw onteigenen als de eigenaar niet mee wil werken en niet wil verkopen. Maar gemeenten gaan daar pas toe over als tijdrovende onderhandelingen op niets zijn uitgelopen. Een daaropvolgende onteigeningsprocedure duurt dan nog vaak een paar jaar.
Het kabinet wil nu dat het standaard wordt dat gemeenten, zodra de onderhandelingen worden geopend, meteen een onteigeningsprocedure starten. Zo krijgen ze in gesprekken met grondeigenaren een stok achter de deur. Als de gesprekken op niets uitlopen, kan er sneller worden onteigend. Bij onteigening wordt een eigenaar altijd financieel gecompenseerd.
Gemeenten moeten verder beter gebruik gaan maken van het voorkeursrecht. Als er op een stuk bouwgrond voorkeursrecht zit, moet de eigenaar die grond eerst aan de gemeente aanbieden als hij hem wil verkopen.
Voor deze kortetermijnmaatregelen hoeven geen wetten worden aangepast, zegt het kabinet. Het wil gemeenten bij uitvoering van deze grondmaatregelen helpen met mensen, kennis en geld.
Goedkopere grond en kosten beter dekken
Voor de wat langere termijn wil het kabinet dat gemeenten aan projectontwikkelaars van tevoren duidelijkheid geven over de kosten van de ontwikkeling van een gebied. Ontwikkelaars moeten namelijk meebetalen aan bijvoorbeeld de aanleg van wegen en riolering bij de huizen die ze bouwen.
Nu is het nog zo dat ontwikkelaars vaak eerst de grond kopen en pas later precies te horen krijgen hoeveel ze moeten bijdragen aan de gebiedsontwikkeling. Volgens De Jonge betalen ontwikkelaars hierdoor vaak te veel voor de grond en houden ze te weinig over voor de gebiedsontwikkeling.
Als gemeenten van tevoren zeggen wat de gebiedsontwikkeling gaat kosten, hoopt De Jonge dat projectontwikkelaars minder gaan betalen aan grondeigenaren, omdat ze dan al precies weten hoeveel geld ze opzij moeten zetten voor de infrastructuur. Daardoor moet er altijd voldoende geld zijn voor dit deel van het bouwproject..
Belasting op waardestijging grond
Voor de nog langere termijn (waarschijnlijk pas in een volgende kabinetsperiode) onderzoekt De Jonge maatregelen die ertoe moeten leiden dat de grondwaardestijging niet alleen de eigenaar maar ook de overheid wat oplevert.
Hij denkt hierbij aan een planbatenheffing. Dat is een belasting op waardestijging bij een bestemmingswijziging van die grond. Als grond met bestemming landbouw van een gemeente bijvoorbeeld de bestemming woningbouw krijgt, stijgt die grond meteen enorm in waarde.
Nu profiteert de verkopende eigenaar van die waardestijging. Met een planbatenheffing zou ook de overheid profiteren. Hiervoor moet wél de wet worden veranderd.
Baatbelasting
De Jonge kijkt ook of een al bestaande belasting vaker kan worden toegepast. Dat is de baatbelasting.
Die kunnen gemeenten heffen om vastgoed- en grondeigenaren die profiteren van gemeentelijke investeringen in een gebied, daaraan mee te laten betalen. In de praktijk wordt die baatbelasting nu nog amper gebruikt.
900.000 woningen
Er is een flink tekort aan woningen in Nederland en het kabinet streeft ernaar dat er tot 2030 zo'n 900.000 woningen bij komen. Daarvoor moeten er dus jaarlijks zo'n 100.000 woningen worden gebouwd.
Om allerlei redenen lijkt dat dit en volgend jaar niet te lukken. Zo is er sprake van duurdere materialen, personeelstekorten en stikstofbeperkingen. Ook worden bouwprojecten afgeblazen vanwege de opgelopen hypotheekrente. Potentiële kopers worden door dit soort zaken afgeschrikt.