Nederland en Canada dagen Syrië voor Internationaal Gerechtshof om martelingen
Nederland en Canada willen dat Syrië zich bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag verantwoordt voor het schenden van het VN-verdrag tegen foltering. Dat heeft het hof bekendgemaakt. De landen stellen dat Syrië zich sinds 2011 veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan marteling en onmenselijke behandeling van burgers.
Aan het hof, het hoogste rechtsorgaan van de VN, schrijven Nederland en Canada dat Syrië het internationale recht geschonden heeft door het gewelddadig neerslaan van demonstraties en het voeren van een gewapende strijd tegen eigen burgers. Onder de overtredingen van het VN-verdrag scharen de landen onder meer het martelen en vernederen van (gevangengenomen) burgers, ontvoeringen, seksueel geweld en geweld tegen kinderen.
Ook het gebruik van chemische wapens door Syrië wordt specifiek genoemd door de aanvragers van het proces. Nederland en Canada noemen de inzet van chemische wapens, zoals chloorgas, "een bijzonder weerzinwekkende praktijk om de burgerbevolking te bestraffen en te intimideren, met vele doden, gewonden en enorm fysiek en mentaal lijden tot gevolg".
'Ruimschoots bewijs'
Nederland stelde het Syrische regime onder leiding van president Assad in 2020 al formeel aansprakelijk voor mensenrechtenschendingen. Canada sloot zich in 2021 aan bij die procedure. Het kabinet is van mening dat er ruimschoots bewijs is dat Syrië zich op grote schaal schuldig heeft gemaakt aan grove mensenrechtenschendingen tegen Syrische burgers, onder meer verzameld door de speciale VN-bewijzenbank voor Syrië.
Het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken bevestigt dat Nederland en Canada op 8 juni samen naar het Internationaal Gerechtshof zijn gestapt. Er is volgens een woordvoerder twee jaar met Syrië onderhandeld over "een oplossing die straffeloosheid tegengaat", maar dat heeft tot niets geleid. Een eerdere poging om de situatie in Syrië door te verwijzen naar het Internationaal Strafhof stuitte op een veto van Rusland in de VN-Veiligheidsraad.
"Deze verschrikkelijke daden mogen niet zonder consequenties blijven", schrijft minister Hoekstra vandaag in een verklaring. "Het tegengaan van straffeloosheid is bovendien van belang om tot een duurzame politieke oplossing voor het conflict in Syrië te kunnen komen. Met het aanspannen van deze zaak bij het Internationaal Gerechtshof zetten we een belangrijke stap op de weg daarnaartoe."
De zaak is nu onder de rechter. Wanneer de eerste zitting plaatsvindt, is bij het ministerie niet bekend.