Groeiend aantal niet-werkenden toch arbeidsmarkt op, vooral ouderen werken meer
Steeds meer mensen die vroeger geen betaald werk zochten of wilden, stappen nu toch de arbeidsmarkt op. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wordt de groep die geen deel uitmaakt van de beroepsbevolking steeds kleiner. Vooral ouderen, de 45-plussers, zijn vaker en meer aan het werk.
Twintig jaar geleden had ruim dertig procent van alle 15- tot 75-jarigen geen betaald werk en stond dus buiten de arbeidsmarkt. In 2022 is dat nog maar een kwart, bij elkaar 3,3 miljoen mensen. Dat is het laagste aantal dat het CBS gemeten heeft in een analyse van de arbeidsmarkt over de afgelopen twintig jaar.
Vooral in de economisch goede jaren 2007 en 2008 gingen steeds meer mensen aan het werk. Tijdens en na de economische crisis bleef het percentage niet-werkenden lang schommelen rond de 27 procent, om vervolgens weer te dalen tot aan de coronacrisis. In 2022 gingen juist veel mensen de arbeidsmarkt op en daalde het percentage snel verder naar 25 procent.
Het blijkt ook dat vooral ouderen, de leeftijdsgroep van 45 tot 75 jaar, steeds vaker werken en ook langer aan het werk blijven. Doorgaans zijn dat meer vrouwen dan mannen. In 2003 was 59 procent van de oudere vrouwen niet op zoek naar werk, in 2022 is dat gedaald naar 43 procent. Bij mannen van die leeftijd daalde het percentage van 40 naar 32 procent.
De daling van het percentage niet-werkende ouderen komt behalve de economische conjunctuur, met volop werk en weinig werkloosheid, ook door de afschaffing van de VUT en andere regelingen voor vervroegd pensioen. Ook de verhoging van de AOW-leeftijd speelt een rol. Daardoor zijn er meer 65- en 66-jarigen aan het werk dan vroeger.