Harry Belafonte was acteur, zanger en burgerrechtenactivist
Petra Steenhoff
redacteur Online
Petra Steenhoff
redacteur Online
De 'Koning van de calypso' werd hij genoemd. De vandaag overleden acteur en zanger Harry Belafonte werd wereldberoemd met het nummer Banana Boat Song, maar hij was ook politiek actief en zette zich jarenlang in voor de burgerrechten in de Verenigde Staten. Daarvoor kreeg hij in 2014 een ere-Oscar uitgereikt. Hij was een goede vriend van Martin Luther King en steunde de predikant moreel en financieel in zijn strijd tegen de rassenscheiding in de VS.
Ook was Belafonte lange tijd ambassadeur van Unicef en streed hij tegen de verspreiding van hiv in Afrika. Hij stond in 1985 aan de wieg van het nummer We are the World van de gelegenheidsband USA for Africa, de Amerikaanse tegenhanger van Band Aid, die zich ten doel stelde om geld in te zamelen voor hongerend Afrika.
Belafonte zette zich daarnaast in voor de bestrijding van prostaatkanker. Hij werd daar zelf in 1996 met succes voor behandeld.
Belafonte is de zoon van Jamaicaanse immigranten. Hij wordt geboren in New York, maar brengt een deel van zijn jeugd door op Jamaica. Daar krijgt hij voor het eerst te maken met de onderdrukking van zwarten door de Engelsen, wat diepe indruk op hem maakt.
Terug in Amerika maakt hij zijn middelbare school niet af en gaat in de Tweede Wereldoorlog bij de Amerikaanse marine.
Eind jaren 40 besluit hij dat hij acteur wil worden en hij neemt acteerlessen. Een van zijn klasgenoten is Marlon Brando. Belafonte krijgt rollen in verscheidene stukken van wat toen het American Negro Theater heette, maar maakt pas echt indruk als hij zingt tijdens een klassenproject. Hij wordt gevraagd als zanger voor een jazzclub in New York waar hij optreedt met muzikanten als Charlie Parker en Miles Davis, die dan net als hij aan het begin van hun loopbaan staan. Zijn eerste platencontract krijgt hij in 1949.
Ook het acteren gaat hem beter af en in 1953 krijgt hij een Tony-award voor zijn rol in de musical John Murray Anderson's Almanac, waarin hij een aantal van zijn eigen nummers zingt. Hij gaat ook in films spelen. In zijn eerste film staat hij tegenover Dorothy Dandridge in Bright Road (1953). Een jaar later speelt het tweetal opnieuw samen in Carmen Jones. Zijn rol in deze film levert hem een Oscarnominatie op.
Niet lang daarna brengt hij het album Calypso uit met Caraïbische muziek. Daardoor maakten de Amerikanen kennis met een voor hen heel nieuw muziekgenre en de plaat veroorzaakte een rage. Het werd het eerste album waarvan in de VS meer dan een miljoen exemplaren werden verkocht.
Met het nummer Banana Boat Song (ook bekend als Day-O) wordt Belafonte wereldberoemd. Het is voor hem meer dan alleen een hit, zegt hij in een interview met The New York Times. "Dat nummer is een manier van leven. Het is een lied over mijn vader, mijn moeder, mijn ooms, de mannen en vrouwen die zwoegen op de bananenplantages, de rietvelden van Jamaica."
In de jaren 50 ontmoet Belafonte voor het eerst Martin Luther King. Ze worden goede vrienden en Belafonte betaalt hulpen in de huishouding en oppassen voor de familie King, zodat 'MLK' het land kan rondreizen. Hij sluit ook een levensverzekering af voor burgerrechtenleider, waardoor de familie van King nadat hij was vermoord nog inkomsten zou hebben.
Verder zet Belafonte zijn contacten in, geeft veel geld en doet mee aan tal van demonstraties en protesten, waaronder de Mars naar Washington in 1963 waar King zijn beroemde toespraak "I have a dream" houdt. Enkele dagen voor de predikant in 1968 wordt vermoord heeft Belafonte nog een ontmoeting met hem.
Belafonte ondersteunt ook Afrikaanse artiesten en brengt de apartheid in Zuid-Afrika onder de aandacht. Eén van zijn protegés is de Zuid-Afrikaanse zangeres Miriam Makeba, die hij in 1958 ontmoet in Londen. Samen winnen ze in 1966 een Grammy.
Vanaf 1954 brengt Belafonte twintig jaar lang een of meerdere albums per jaar uit en is hij te zien in een tiental films en documentaires. Midden jaren 70 verlegt hij zijn aandacht naar de televisie. Belafonte is als eerste Afro-Amerikaanse producent betrokken bij het maken van muziekprogramma's voor televisie.
Ook is hij zelf vaak te gast in televisieshows. Zoals bij The Muppet Show, waar hij een aantal van zijn meest succesvolle liedjes zong.
De jaren 80 staan in het teken van liefdadigheidswerk. Belafonte wil de mensen in Ethiopië helpen die lijden onder een hongersnood. Hij komt met het idee een nummer op te nemen met verschillende Amerikaanse artiesten. Michael Jackson en Lionel Ritchie schrijven op zijn verzoek We are the World, dat miljoenen dollars opbrengt voor het project. Ook wordt hij eind jaren 80 goodwill-ambassadeur bij Unicef.
In de jaren 80 en 90 brengt hij een aantal albums uit, waaronder Paradise in Gazankulu (1988) en in 2001 The Long Road to Freedom, an Anthology of Black Music. Ook speelt hij in de films White Man's Burden (1995, samen met John Travolta) en Kansas City (1996), die geen van beiden een succes worden.
In 2006 haalt hij de krantenkoppen als hij George W. Bush na het beginnen van de oorlog in Irak "de grootste terrorist ter wereld" noemt. Ook beledigt hij de zwarte regeringsleden Colin Powell en Condoleeza Rice door ze, verwijzend naar een citaat van Malcolm X, "huisslaven" te noemen. "Jullie dienen degene die ermee doorgaat onze onderdrukking mogelijk te maken", zegt hij daarover.
Belafonte trouwt drie keer. In 1948 met Marguerite Byrd, met wie hij twee dochters krijgt. Het paar scheidt in 1955 en een jaar later trouwt hij met danseres Julie Robinson, met wie hij bijna 50 jaar samen is. Ze krijgen samen een zoon en een dochter. De laatste jaren van zijn leven brengt hij door met Pamela Frank, met wie hij in 2008 trouwt.
Op zijn negentigste verjaardag wordt een bibliotheek naar hem vernoemd, de Harry Belafonte 115th Street Library in de New Yorkse wijk Harlem.
Als hij 91 is speelt hij nog een rol in de film BlacKkKlansman van Spike Lee en in 2022 wordt hij op zijn 95ste als oudste levende persoon ooit opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame.