De 'stille' strijd in Myanmar is twee jaar na de coup feller dan ooit
Wouter Hoogland
Wouter Hoogland
Twee jaar na de militaire coup lijken de onrust en het geweld in Myanmar naar de achtergrond verdwenen. De grote straatprotesten van twee jaar geleden hebben plaatsgemaakt voor 'stille protesten', waarbij demonstranten juist thuisblijven. Daar komt bij dat er, zeker in de westerse wereld, sinds de Russische inval in Oekraïne minder aandacht is voor Myanmar.
Toch wil journalist Ole Chavannes het geen vergeten oorlog noemen. "De term 'vergeten' suggereert dat er niets in beweging is, terwijl er juist enorm veel gebeurt. De verzetsgroepen worden alleen maar sterker, de militaire regering heeft grote delen van het land niet in handen, en mag internationaal nergens aanschuiven. De coup is dus verre van geslaagd."
Dat wil niet zeggen dat het einde aan de heerschappij van het leger in zicht komt. De junta heeft vandaag de noodtoestand met een half jaar verlengd. De beloofde verkiezingen worden uitgesteld - al was er in de internationale gemeenschap toch al weinig vertrouwen dat die eerlijk zouden verlopen. En het verzet slaagt er niet in op militair gebied een beslissende doorbraak te forceren.
Grondtroepen versus luchtaanvallen
Het regeringsleger vecht op het platteland nog dagelijks met de verzetsmilitie People's Defence Force (PDF) en de legers van verschillende etnische groepen. Deze etnische strijdgroepen vochten altijd al tegen de regering, maar sinds de coup zijn ze flink gegroeid. De PDF, die vlak na de coup werd opgericht, telt inmiddels tienduizenden jongeren.
De PDF vocht tot voor kort voornamelijk met guerrillatactieken tegen het leger, maar de militie is aan het professionaliseren. "De onderlinge samenwerking tussen de PDF en de etnische groepen is de afgelopen maanden sterker geworden", zegt voormalig ambassadeur in Myanmar Laetitia van den Assum. "Daardoor is hun strategische vermogen om bepaalde doelen te treffen beter dan voorheen." Hierdoor zijn, volgens Van den Assum, vooral in het midden van het land de gevechten feller dan ooit.
Aan de andere kant hebben de regeringstroepen één strategisch voordeel: ze beschikken over een luchtmacht. Met straaljagers en gevechtshelikopters, die door Rusland worden geleverd, valt de luchtmacht steeds vaker dorpen op het platteland aan. "Dit zijn vooral tactieken om het moreel van het verzet te breken", zegt Chavannes.
Weinig openlijke vrienden
Internationaal heeft de junta weinig legitimiteit voor zichzelf weten te creëren. De belangrijkste bondgenoot is nog altijd Rusland: het grootste deel van de wapens, voertuigen en brandstoffen voor het leger zijn afkomstig uit Rusland. In december meldde de Myanmarese staatskrant trots dat het Russische Rosatom zal helpen bij het bouwen van een Myanmarese kerncentrale.
Andere belangrijke handelspartners zoals China en India zijn minder uitgesproken in hun steun aan de militaire regering. "Zij zijn als buurlanden vooral gebaat bij stabiliteit in de regio," zegt Chavannes. Bij resoluties tegen de junta bij de Verenigde Naties onthouden beide landen zich doorgaans van stemming.
Myanmar is internationaal geïsoleerder dan de militaire regering zou willen. Zo is de zetel van Myanmar in de VN toegekend aan de schaduwregering van de oppositie. Ook heeft de Myanmarese junta geen stem in het Zuidoost-Aziatische overlegorgaan ASEAN, omdat het regime afspraken niet is nagekomen.
Toch ziet Van den Assum hier ook verschuivingen. "Je ziet dat veel landen in Zuidoost-Azië andere prioriteiten hebben dan de situatie in Myanmar, zoals de dreiging van China. Een tijd lang was de junta nergens welkom, maar in december mocht een minister langskomen in Thailand. Er zijn dus signalen dat sommige landen mogelijk willen praten."
Neergeslagen
De bevolking heeft het meest te lijden onder de staatsgreep: naar verwachting zijn dit jaar 17,6 miljoen mensen afhankelijk van noodhulp. De EU maakte vandaag 43 miljoen euro vrij voor humanitaire steun, maar de vraag is of dat bij de juiste mensen terechtkomt. "Je hoort dikwijls dat die hulp door het leger wordt geblokkeerd, om de bevolking tot samenwerking te dwingen", aldus Van den Assum.
Grote protestmarsen, zoals die in de maanden na de coup het beeld domineerden, zijn verdwenen. "Keihard neergeslagen", zegt Chavannes. "Behalve korte pop-upprotesten durven mensen bijna niet meer te protesteren." Volgens mensenrechtenorganisatie AAPP zijn sinds de coup 17.598 mensen opgepakt; bijna 14.000 van hen zitten nog vast.
Protesteren gebeurt nu vooral in stilte: veel leraren en artsen staken al twee jaar, of sloten zich aan bij clandestiene scholen en ziekenhuizen van de oppositie. De focus is verschoven naar de gewapende strijd, ziet Chavannes: "Veel jongeren die eerst op straat demonstreerden, hebben zich aangesloten bij gevechtsgroepen".