Kort geding over ruimte op het spoor, NS volgt zaak 'met argusogen'
Mag de overheid het overgrote deel van het Nederlandse spoornetwerk zonder marktverkenning aan de NS gunnen? Die vraag staat vandaag centraal in een kort geding in de Haagse rechtbank. Diverse vervoersbedrijven zijn tegen deze 'onderhandse gunning' aan de NS - waarvan de Staat 100 procent aandeelhouder is - voor de periode 2025 eind 2034. Concreet betekent het dat treinen van de NS nog tien jaar langer over het belangrijkste en drukste deel van het Nederlandse spoor mogen rijden.
Die gunning is in strijd met Europese regelgeving, zegt een woordvoerder namens de Federatie Mobiliteitsbedrijven Nederland (FMN), die het kort geding heeft aangespannen, De bedrijven zijn er volgens haar niet op uit om de NS van het spoor te verdrijven. "Wij hebben voor nu geen interesse in de intercity's, maar wel in stoptreinen aan de randen van het netwerk, zoals de lijn Zwolle-Groningen en diverse spoorverbindingen in Noord-Brabant en Zeeland."
De vervoersbedrijven denken de reiziger daar beter te kunnen bedienen dan de NS. "Nu wordt de gehele concessie, een pakket voor tien jaar en van 40 miljard euro, zonder enige discussie zomaar aan de NS gegund. Wij vinden dat er op zijn minst aan marktverkenning gedaan moet worden."
De Tweede Kamer is tegen meer marktwerking op het spoor, bleek deze maand. Bijna alle politieke partijen zijn bang voor versnippering en slechtere dienstverlening aan reizigers. Dat is ook waar de NS voor waarschuwt. "Voor ons is integraliteit van het hoofdrailnetwerk heel belangrijk", zegt een woordvoerder. "Dat we intercity's en sprinters goed op elkaar kunnen laten aansluiten, is in het belang van de reiziger. Als er nu meer lijnen verdwijnen, komt je echt aan het hoofdrailnetwerk."
De NS volgt het kort geding volgens de woordvoerder met argusogen. "Wij hebben er alle vertrouwen in dat de concessie voor het hoofdrailnetwerk gewoon onderhands gegund mag worden."
Risico overtreding Europees recht
De Europese Commissie ziet dat anders. Eurocommissaris Adina Vălean noemde in een brief aan het kabinet een nieuwe gunning aan de NS een "ernstig risico op overtreding van het Europees recht". Ze benadrukte dat het kabinet verzuimt bij andere vervoerders te polsen of die op het Nederlandse spoor willen rijden. Komt er geen marktanalyse, dan is de kans groot dat Brussel Nederland 'in gebreke stelt'.
Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat) overweegt daarom toch zo'n analyse te laten maken. Wat uiteindelijk met de uitkomst van het onderzoek gebeurt, zal ook afhangen van wat de Kamer ervan vindt, zei Heijnen in een debat. Het is volgens de staatssecretaris ook niet zo dat zo'n analyse onherroepelijk de deur openzet naar meer marktwerking op het spoor.
Spannend kort geding
Wijnand Veeneman, ov-onderzoeker aan de TU Delft, noemt het kort geding "heel spannend". Volgens hem is het de vraag of de rechter de algemene Europese aanbestedingsregels of de specifieke regels voor het openbaar vervoer volgt. "Als de rechter bepaalt dat het hoofdrailnetwerk aanbesteed moet worden, zou dat de grootste aanbesteding van een openbaar vervoerconcessie ooit zijn."
Veeneman wijst er wel op dat de tijd dringt. "De nieuwe concessie gaat al in 2025 in, we zijn eigenlijk veel te laat. Voor een simpele buslijn krijgen ov-bedrijven tegenwoordig al een jaar de tijd om zich voor te bereiden. Bij het hoofdrailnetwerk zijn daar meerdere jaren voor nodig."
Mocht de rechter oordelen dat er een openbare aanbesteding moet komen, is het zeker geen uitgemaakte zaak dat de NS die zal winnen, denkt de onderzoeker. "Bij een aanbesteding wordt namelijk gekeken naar beloftes die partijen doen, niet naar prestaties uit het verleden. Deutsche Bahn kan bijvoorbeeld een veel scherper en beter aanbod neerleggen dan de NS. Maar of ze die beloftes kunnen waarmaken is natuurlijk niet te zeggen."
Volgens een woordvoerder van de Haagse rechtbank duurt het zeker twee weken tot de rechter uitspraak doet in het kort geding.