Turkije roept tien ambassadeurs op matje, onder wie Nederlandse
Het Turkse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de ambassadeurs van tien landen op het matje geroepen vanwege een verklaring waarin ze Turkije oproepen om de zakenman en filantroop Osman Kavala onmiddellijk vrij te laten. Dat meldt het staatspersbureau Anadolu.
Ook Nederland heeft de verklaring ondertekend. De Nederlandse ambassadeur Marjanne de Kwaasteniet moet ook op het ministerie komen.
Dit is de bewuste verklaring, getwitterd door de ambassadeur:
Behalve Nederland hebben onder meer de ambassades van de Verenigde Staten, Duitsland en Frankrijk zich uitgesproken voor de vrijlating van Kavala, die sinds 2017 vastzit. Aanvankelijk werd de Turkse zakenman opgepakt omdat hij betrokken zou zijn geweest bij protesten in 2013 in het Gezipark in Istanbul. Die protesten groeiden uit tot een demonstratie tegen president Erdogan. Vorig jaar kwam daar, na een kortstondige vrijlating, een verdenking bij van betrokkenheid bij de mislukte coup in 2016.
"De aanhoudende vertragingen in zijn proces, onder meer door het samenvoegen van verschillende dossiers en het creëren van nieuwe zaken, werpen een schaduw over de principes van respect voor democratie, rechtsstaat en transparantie in het Turkse rechtssysteem", schrijven de ambassades in hun verklaring. De tien landen wijzen op een eerdere uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, dat de regering van president Erdogan al in 2019 heeft opgedragen om Kavala vrij te laten.
'Onaanvaardbaar'
De Turkse minister van Binnenlandse Zaken reageert in een tweet op de gezamenlijke verklaring. Hij zegt dat de suggestie van de tien ambassades een schaduw werpt over hun begrip van recht en democratie. "Het is onaanvaardbaar dat ambassadeurs in een lopende zaak aanbevelingen en suggesties doen aan de rechterlijke macht."
Het proces tegen Kavala, die in intellectuele kringen in Turkije en in het buitenland alom wordt gerespecteerd, wordt op de voet gevolgd door onder meer mensenrechtenorganisaties. Die zien de zaak als een testcase van het Turkse rechtssysteem, omdat de bewijzen tegen de filantroop beperkt zouden zijn.