Hoe ver kunnen sociale media gaan bij weghalen desinformatie?
Joram Bolle
redacteur Online
Joram Bolle
redacteur Online
Een YouTube-video plaatsen waarin je beweert dat hydroxychloroquine goed werkt tegen corona, op LinkedIn posten dat het sterftepercentage van covid-19 extreem laag is, of een Facebook-pagina aanmaken waarin wordt opgeroepen de anderhalvemetermaatregel te negeren. Wanneer maak je een einde aan open debat omdat er desinformatie verspreid wordt?
Het is een vraagstuk waar veel socialemediaplatforms mee worstelen. In al deze bovenstaande gevallen zijn posts verwijderd, of zelfs een heel account. Volgens Google, Facebook en LinkedIn was er sprake van misleidende informatie of het in gevaar brengen van de volksgezondheid; volgens hun richtlijnen mag dat niet.
Onder meer actiegroep Viruswaarheid, Forum voor Democratie en het online videokanaal Café Weltschmerz voerden afgelopen jaar rechtszaken tegen de platforms, omdat ze vinden dat hun vrijheid van meningsuiting wordt ingeperkt. Ze verloren allemaal. Vandaag diende er opnieuw een kort geding. Dit keer was het Kamerlid Wybren van Haga, ex-FVD en nu van zijn eigen Groep Van Haga. Hij wil dat LinkedIn zijn account weer activeert.
Dat werd opgeschort in december vorig jaar, omdat Van Haga het sterftepercentage van corona volgens LinkedIn bagatelliseerde en zei dat mondkapjes niet werken. Van Haga repte van censuur: "Het patent op de waarheid zou niet bij een bedrijf of de overheid moeten liggen. Hiermee wordt discussie onmogelijk gemaakt." LinkedIn was volgens hem een belangrijk platform voor hem als politicus waar hij met voor- en tegenstanders in debat kon gaan en dat werd hem nu ontnomen.
Een zaalverhuurder is ook niet verplicht z'n zaal aan iedereen ter beschikking te stellen.
Deskundigen geven hem weinig kans. Advocaat Thomas van Vugt, gespecialiseerd in mediarecht, zegt dat Van Haga met het aanmaken van een account op LinkedIn akkoord is gegaan met de voorwaarden van het platform, waaronder het 'coronabeleid'. "LinkedIn mag bovendien zelf bepalen welke regels op het platform gelden."
De bedrijven achter sociale media zijn privaat. "Een zaalverhuurder is ook niet verplicht z'n zaal aan iedereen ter beschikking te stellen", zegt emeritus hoogleraar mediarecht Wouter Hins.
Wettelijk verboden
Dat betekent overigens niet dat je op elke grond mensen mag weigeren, aldus Michael Klos, die op de Universiteit van Leiden onderzoek doet naar de vrijheid van meningsuiting op internet. "Het is wettelijk verboden om op bepaalde gronden onderscheid te maken, zoals op afkomst of geslacht. Dus het is niet zo dat ze alles maar in hun algemene voorwaarden kunnen zetten."
De eisers in de korte gedingen voeren aan dat de socialemediaplatforms monopolisten zijn. Wil je een groot bereik hebben via video, dan moet je in de huidige samenleving bijvoorbeeld op YouTube zitten. Word je geweerd, dan is dat een beperking van je vrijheid van meningsuiting. En overheden hebben de wettelijke plicht te zorgen dat die kan worden uitgeoefend.
De rechter verwijst echter vaak naar het Appleby-arrest, een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens uit 2003. In het Engelse stadje Washington wilde een groep demonstreren tegen de bebouwing van een park. Ze wilden onder meer folders uitdelen in een winkelcentrum.
Het winkelcentrum stond dat echter niet toe, het wilde politiek neutraal blijven. Het Hof gaf het winkelcentrum gelijk: de demonstranten hadden genoeg andere locaties om hun folders uit te delen.
Forum van keuze
"Het recht van eenieder op vrijheid van meningsuiting impliceert dus niet tevens een recht op het forum van zijn of haar keuze", aldus de rechter in een zaak uit augustus van dezelfde Van Haga, over de verwijdering van een YouTube-video. Pas als "enige effectieve uitoefening" van de vrijheid van meningsuiting onmogelijk is gemaakt, moet een staat of een rechter ingrijpen.
Daarvan is in deze zaak van Van Haga geen sprake, denkt Hins. "Als alle sociale media een kartel zouden vormen en zijn accounts zouden verwijderen, dan zou hij een punt hebben." Dat hij een politicus is, geeft hem bovendien nog meer podia dan een gewone burger, zegt Klos: "Kamerleden kunnen ook altijd nog in het parlement hun standpunten uiten."
Is verwijderen proportioneel?
Verschil met vorige zaken is wel dat het hier niet gaat het om het verwijderen van een video, maar van een heel account. Hins: "Dat weegt weer mee aan de kant van de weegschaal voor Van Haga."
Ook Klos kijkt daarom uit naar deze zaak. "De platforms hebben een bepaalde verantwoordelijkheid om desinformatie tegen te gaan en worden daartoe ook aangespoord door autoriteiten als de Europese Commissie en de Wereldgezondheidsorganisatie. Maar je kunt je afvragen of het verwijderen van een video of zelfs een account wel proportioneel is."
Het is de vraag of een kort geding wel de juiste weg is voor een afweging van de proportionaliteit. Vanwege het spoedeisende karakter maakt een rechter daarin een snelle weging tussen verschillende belangen, en doet dan een voorlopige uitspraak.
Klos: "Je kunt de beweringen labelen als onjuist, zorgen dat algoritmes een video niet aanraden, of dat accounts die desinformatie plaatsen geen geld meer kunnen verdienen. Er zijn andere mogelijkheden om desinformatie aan te pakken dan het te verwijderen."
Op 6 oktober wordt er uitspraak gedaan in het kort geding.