Technologiehoogleraren gelauwerd, gaan nieuw sociaal netwerk opzetten
Voor het eerst krijgen twee Nederlandse wetenschappers die zich bezighouden met onderzoek naar digitale technologie en de digitale samenleving de belangrijkste Nederlandse academische prijzen. Het gaat om de hoogleraren Bart Jacobs en José van Dijck, respectievelijk verbonden aan de Radboud Universiteit en de Universiteit Utrecht.
Hun onderzoeksgebieden zijn de afgelopen jaren door de steeds belangrijkere rol die technologie speelt, almaar relevanter geworden.
De twee krijgen samen met vier andere wetenschappers de Spinoza- en Stevinpremies van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Hieraan is een onderzoeksbudget van 2,5 miljoen euro per persoon verbonden.
Computerbeveiliging en big tech
Jacobs, een autoriteit op het gebied van computerbeveiliging, krijgt de Stevinpremie. Hij wordt geroemd om het combineren van theorie en praktijk "in een wetenschappelijke topcarrière met een grote maatschappelijke bevlogenheid en excellente vaardigheden om zijn kennis en kunde breed over het voetlicht te brengen", staat in het juryrapport.
Van Dijck heeft naam gemaakt door haar onderzoek naar big tech (technologiegiganten als Microsoft, Apple en Facebook) en de platformsamenleving. Ze krijgt de Spinozapremie voor haar onderzoek waarin ze "de noodzaak aantoont om kritisch te kijken naar de invloed van digitale platforms, data en algoritmes op onze democratie". Volgens de NWO helpt ze de maatschappij de impact van nieuwe media beter te begrijpen.
In gesprek met de NOS zeggen de twee hoogleraren dat ze van plan zijn een deel van het geld te besteden aan een gezamenlijk onderzoeksproject, naar een alternatief sociaal netwerk. Hoeveel geld hiernaartoe gaat is nog niet duidelijk, ze moeten hun plannen nog voorleggen aan de NWO.
Toe aan vernieuwing
Ze zijn ervan overtuigd dat het huidige landschap van sociale netwerken toe is aan vernieuwing. Dat de markt al vol zit met grotere en kleinere partijen lijkt ze niet af te schrikken. De twee zien ruimte voor alternatieve digitale platformen die gericht zijn op kleine groepen en die decentraal werken. Ze denken bijvoorbeeld aan sociale netwerken voor scholen, sportclubs of binnen families.
Als je iets bouwt en laat zien wat er mogelijk is, dan opent dat vaak de ogen.
Toch is het waarschijnlijk lastig om mensen ertoe te bewegen om over te stappen naar iets nieuws. "Dat is zo omdat er geen alternatief is", betoogt Van Dijck. "Als je iets bouwt en laat zien wat er mogelijk is, dan opent dat vaak de ogen", zegt Jacobs. "Dan krijg je reacties als: verrek, zo kan het ook! Het wordt pas concreet als mensen een demonstratie krijgen."
Alternatief software-ecosysteem
Het duo doet dit onderzoek in samenwerking met Public Spaces, een in 2018 opgerichte organisatie die een alternatief platform voor sociale interactie wil opzetten, dat niet afhankelijk is van grote technologiebedrijven.
Jacobs en Van Dijck zitten in de adviesraad van Public Spaces, maar benadrukken dat het geldbedrag niet rechtstreeks naar de organisatie gaat. Het budget wordt onder andere besteed aan een team dat onder leiding van Jacobs de technische kant van zo'n sociaal netwerk gaat opzetten.
De Spinozapremie gaat ook nog naar drie andere wetenschappers: hoogleraar katalyse en oppervlaktechemie Marc Koper (Universiteit Leiden), professor quantum- en nanowetenschappen Lieven Vandersypen (TU Delft) en hoogleraar cellulaire immunologie Maria Yazdanbakhsh (Universiteit Leiden).
De Stevinpremie gaat ook naar hoogleraar interdisciplinaire studie van maatschappelijke uitdagingen Judi Mesman (Universiteit Leiden).