'Coronasparen' niet voor iedereen: 1 op 5 Nederlanders zag spaargeld verdampen
Door de lockdown is het spaarsaldo van Nederlandse huishoudens vorig jaar gestegen naar recordhoogte. Het meest gespaard werd in huishoudens met een bovenmodaal inkomen. Dat zijn ook de huishoudens die door de coronabeperkingen minder uitgaven. Bij 22 procent van de huishoudens is het spaargeld minder geworden.
Maar het beeld van grotere spaarpotten herkent niet iedereen. In meer dan de helft van huishoudens met een modaal inkomen werd niet of nauwelijks meer gespaard.
De verschillen tussen hogere en lagere inkomens zijn qua spaarvermogen in coronatijd eerder groter dan kleiner geworden, blijkt uit een enquête van de Rabobank onder ruim 1500 Nederlanders tussen de 20 en 70 jaar.
Volgens De Nederlandsche Bank stalden huishoudens tussen maart 2020 en februari 2021 46 miljard euro op bank- en spaarrekeningen, 2,5 keer zoveel als in het jaar ervoor. Gemiddeld komt dat neer op 5800 euro per huishouden.
Bij een op de drie huishoudens nam het spaargeld toe. Het gros wordt bijgeschreven op de rekening van huishoudens met een bovenmodaal inkomen. In de huishoudens met een inkomen rond modaal, tussen 36.500 en 43.500 euro bruto, zag 40 procent het spaargeld toenemen, meestal met minder dan 5000 euro.
Verschil met huishoudens lager inkomen
Bijna driekwart van de huishoudens met een inkomen beneden modaal geeft aan dat er de afgelopen 12 maanden niet meer gespaard is. Bij 22 procent van het totale aantal huishoudens is het spaargeld juist minder geworden, bij 36 procent is het gelijk gebleven.
De stijging van de hoeveelheid spaargeld wordt vaak toegeschreven aan het feit dat er door de lockdowns veel minder geld is uitgegeven, naar schatting tientallen miljarden euro's, en dat geld allemaal is opgepot. Maar uit onderzoek van de Rabobank blijkt dat het genuanceerder ligt.
Zo'n 70 procent van de ondervraagden geeft namelijk aan dat in de afgelopen 12 maanden net zoveel als anders is uitgegeven of zelfs meer. Slechts een kwart zegt dat er minder uitgegeven is en er vaker gespaard is. Dat betreft vooral de hogere, bovenmodale inkomens.
Meer uitgaven bij versoepelingen
Overigens is het hebben van spaargeld überhaupt niet bij elk huishouden aan de orde. Zo zegt een kwart van de zelfstandig wonende Nederlanders geen of nauwelijks financiële buffers te hebben. Zo'n 11 procent zegt helemaal geen spaargeld te hebben en 14 procent heeft minder dan 3400 euro, hetzelfde percentage als een jaar geleden. De coronatijd heeft deze huishoudens dus niet meer spaargeld opgeleverd.
Rabobank-econoom Carlijn Prins noemt dat in het NOS Radio 1 Journaal een verrassende uitkomst, maar geeft aan dat huishoudfinanciën niet statisch zijn. "Het is niet jaar in jaar uit dezelfde groep mensen die niet of nauwelijks spaargeld heeft. Veranderingen in het inkomen zijn van invloed of je iets opzij kunt leggen. Maar onder de streep zijn er dus niet meer mensen met een buffer voor onverwachte uitgaven."
36 procent van de huishoudens met hogere inkomens geeft aan in april van dit jaar meer dan 30.000 euro spaargeld te hebben, dat zijn er meer dan vorig jaar. Dat extra spaargeld wordt niet massaal uitgegeven, zegt Prins. "We vermoeden dat dit met de coronamaatregelen te maken heeft. Bij een lockdown vallen de uitgaven van huishoudens terug, maar bij versoepelingen zoals vorig jaar zomer zien we dat er weer meer uitgegeven wordt."
Spaartegoed huishoudens (CBS, 2019)
Leeftijd hoofdkostwinnaar | Gemiddelde spaarbedrag | Middelste spaarbedrag |
15 tot 25 jaar | 7.400 euro | 2.400 euro |
25 tot 35 jaar | 14.400 euro | 5.600 euro |
35 tot 45 jaar | 25.500 euro | 9.900 euro |
45 tot 55 jaar | 40.600 euro | 14.700 euro |
55 tot 65 jaar | 52.500 euro | 19.100 euro |
65 tot 75 jaar | 59.300 euro | 22.500 euro |
75 tot 85 jaar | 57.500 euro | 22.600 euro |
85 jaar of ouder | 63.300 euro | 23.700 euro |