NOS NieuwsAangepast

Nooit meer dromen na de oorlog

Door verslaggever Pauline Broekema

Foto's van hun trouwen zijn er niet. Diet Barendregt en Jan Kloos zitten in het verzet en moeten zo anoniem mogelijk blijven. Toch staat die novemberdag in 1944 op haar netvlies. Somber weer, het regende. Haar jurk, een vermaakt geval, was weinig fleurig. "Als een voorteken", vertelt ze in de woonkamer van haar lichte flat.

Ze ziet zichzelf nog lopen. Met Jan, onder een paraplu door de kale straten. Weinig auto's, wel passeert er een kar met een lijkkist. Ze grinnikt tijdens de plechtigheid om de ambtenaar die met gedragen stem plechtig voorleest hoe de bruid haar man dient te gehoorzamen. "Daar was ik toen al te zelfstandig voor."

Griezelig

Diet Barendregt wordt in 1924 geboren in Dordrecht. Ze is pas zestien als ze betrokken raakt bij het verzet. Ze zingt op huisconcerten voor Joodse families. Die zitten door de eerste anti-Joodse maatregelen al snel zonder werk en geld. De concerten geven hen steun en afleiding.

De gymnasium-leerling gaat langs bij onbekenden, op zoek naar onderduikadressen. Daarna volgt meer hulp aan onderduikers en koerierswerk: vervoer van ondergrondse blaadjes, bonkaarten, blanco persoonsbewijzen.

Haar moeder vindt het griezelig. "Mijn vader was denk ik wel trots." Zelf is ze nooit bang geweest. "Toen niet en later ook niet." Met 'later' bedoelt ze de gevangenis, die dan nog ver lijkt.

Wanhoop

Het schoolmeisje wordt versneld volwassen, zoals veel jongeren in het verzet. Zoals die keer, in hartje Dordrecht, als ze tot haar verbijstering één van de Joodse onderduikers ontdekt, middenin in een drukke modezaak. De vrouw valt onmiddellijk op met haar spierwitte, gebleekte haar.

Diet schrikt zich wezenloos. Loopt op de vrouw af en sist: "Wat doe jij hier?" De vrouw dreigt zichzelf en haar helpers aan te geven. Pure, begrijpelijke wanhoop vanwege een uitzichtloos, gedwongen bestaan binnen vier muren.

Tijd om daar bij stil te staan ontbreekt. Diet gebiedt haar onmiddellijk terug te keren naar het onderduikadres. Het schoolmeisje is een radeloze volwassene de baas en redt meerdere levens.

Stapelverliefd

Jan. Hij is prachtig. Blond, blauwe ogen, sportief en slim. Bijna afgestudeerd bioloog, die niet kan afstuderen omdat hij weigert de loyaliteitsverklaring te tekenen. Hij zit bij de ondergrondse, een knokploeg in Dordrecht.

Zo'n man, die kan niet voor haar zijn. Die eerste ontmoeting al probeert ze hem te koppelen aan een vriendin. Maar het is Diet met wie hij naar huis loopt.

Hij wordt stapelverliefd op het meisje met de indringende bruine ogen. Ze is eigenwijs, dapper, muzikaal, belezen en slim. Ze doet zowel gymnasium alpha als beta en droomt van een toekomst als klassiek zangeres. Zij is tot op de dag van vandaag nog verliefd op hem.

Hun huwelijk duurt maar zestien dagen.

Gevangenis

Op een nacht schrikken ze wakker. "Jezus", vloekt Jan. "Daar zul je ze hebben." Haastig weet hij belastend materiaal te verbergen en probeert daarna te ontkomen via het dak.

Te laat, het huis is omsingeld. Ze worden gearresteerd. De volgende dag worden ze in een geblindeerde auto overgebracht naar de gevangenis aan het Wolvenplein in Utrecht. Ze worden er gescheiden van elkaar opgesloten.

Soms is er een boek in de cel. Andere dagen niets en scherpt Diet haar geest door gedichten op te zeggen. Met een een denkbeeldig springtouw probeert ze wat beweging te krijgen. Op een lap stof borduurt ze haar initialen. Het zakdoekje heeft ze nog altijd.

Wakker blijven

Na zes weken krijgt ze een celgenoot. Een vrouw die opvallend nieuwsgierig is. "Waarom zit je hier?" "Geen idee", zegt Diet en blijft dat volhouden.

Ze is doodsbenauwd dat ze in een moment van zwakte in haar slaap namen zal noemen. Ze waakt, nachtenlang. Als ze zich voelt wegzakken, balt ze haar vuisten, met de nagels in de handpalmen, of bijt op haar knokkels, tot bloedens toe.

De ijzeren discipline richt schade aan, sindsdien zal ze nooit meer in een diepe slaap geraken of uitgerust wakker worden. "Nooit meer dromen. Dat is iets verschrikkelijks."

'Duits geblaf'

De celgenoot vangt bot en verhuist. Op een dag wordt Diet uit haar cel gehaald en naar een ruimte gebracht. Daar staat ze, met een Duitse bewaker naast zich met de loop van zijn pistool in haar zijde. Ze hoort achter een schuifdeur stemmen. "Duits geblaf" en een stem die antwoord geeft op geschreeuwde vragen, "Nee, nee."

Jan.

Dan wordt de deur opengeschoven. Ze wil hem in de armen vliegen, maar de Duitser bijt haar toe dat ze zich moet inhouden: "Machen sie keine Szene!"

De aanblik van Jan is smartelijk. Zijn schedel kaal, zijn gezicht ongeschoren, helemaal blauw geslagen. "Hij had zo veel moeten doorstaan."

Weteringschans

Ze mogen nog een paar woorden wisselen. Hij zegt dat hij verwacht dat ze probeert een heel goede zangeres te worden. En de herinnering aan hem geen belemmering laat zijn voor een andere man. Het is de laatste keer dat ze elkaar zien.

Ze wordt vrijgelaten in het haar onbekende Utrecht. Ze herinnert zich de naam van een kennis, maar heeft geen adres. In een winkel vraagt ze om een telefoonboek, bang dat ze gevolgd wordt. Al bladerend ziet ze de naam van de bekenden en doet alsof het zoeken vruchteloos was.

Langs om een omweg bereikt ze de veilige haven: eten, warmte, een bed en een fiets om naar Amsterdam te gaan, naar de gevangenis, waar Jan dan zit. "Ik had geen idee hoe ik er moest komen en heb daarom de Vecht maar gevolgd."

In Amsterdam rijdt ze naar de Weteringschans-gevangenis. Daar fluit ze, rond de tijd dat de gevangenen gelucht worden, hun herkenningsmelodietje. Er komt geen reactie.

Gefusilleerd

Jan wordt op 30 januari 1945 gefusilleerd aan de Amsteldijk in Amsterdam, op het terrein van een voormalige rozenkwekerij waar de SD de laatste oorlogsmaanden meer dan honderd verzetsmensen executeert. Hij wordt begraven in de duinen bij Overveen, bij wat later de Erebegraafplaats zal worden.

Zijn laatste geschenk voor zijn jonge vrouw is een prachtige brief, waarin hij haar zijn liefde betuigt. Ze moet zingen en gelukkig zijn.

Paul Celan

Na de oorlog probeert Diet het leven weer op te pakken. In de zomer van 1949 reist ze met een vriendin naar Parijs.

Aan de Seine koopt ze een boek, op een terrasje glijdt het van haar schoot. Een man aan een tafeltje naast haar pakt het op en stelt zich voor. Paul Celan, een Joods-Roemeense dichter van het later wereldberoemd geworden Todesfuge, hèt gedicht over de Holocaust.

Ze voelen zich zielsverwanten. Hij zal de dagen daarop haar gids zijn. De brieven die hij haar schrijft worden vaak aangehaald door literatuurwetenschappers. Maar de correspondentie stopt, hun wegen scheiden zich.

Zingen

Zoals meer verzetsmensen vermeed ze na de oorlog de schijnwerpers. Het is haar karakter. Misschien kwam het ook vanwege de harde confrontatie met de realiteit van de vrede. De manier waarop collaborateurs werden behandeld en communisten in de Koude Oorlog uit organisaties van het voormalig verzet werden gemeden.

De brief van Jan draagt Diet altijd bij zich. Een reepje papier, 66 jaar later nog altijd even krachtig. Zijn wens om te blijven zingen, vervult ze. Een glanzende zangcarrière volgt na een conservatoriumopleiding.

Tegenwoordig ligt de tijd van optreden achter haar, maar ze heeft veel uit het leven gehaald. Dromen deed ze echter nooit meer.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl