'Kamerbrief veelzeggend over afhankelijkheid van Google in onderwijs'
Daan van den Enden
Daan van den Enden
Producten van Google die in het onderwijs worden gebruikt zijn niet veilig genoeg. De privacyrisico's zijn te groot, klonk het gisteren in een Kamerbrief van onderwijsministers Engelshoven en Slob.
Een van deze risico's gaat over de omgang met metadata. Met zulke data kan het techbedrijf bijvoorbeeld zien wat gebruikers aanklikken, hoe lang ze ingelogd blijven en welke zoekopdrachten worden gebruikt. Het gaat niet om persoonlijke (adres)gegevens of individuele leerresultaten. Google is van mening dat het zelf mag bepalen voor welk doel zij metadata verzamelen van gebruikers en hoe.
Ook is er in de privacyovereenkomsten opgenomen dat Google de voorwaarden rondom metadata eenzijdig mag aanpassen, zonder dat de gebruiker om toestemming gevraagd wordt.
Gebruik op school
Hoeveel het Nederlands onderwijs gebruikmaakt van de software die valt onder Google Workplace (for Education), los van de populaire zoekmachine, is niet geheel duidelijk.
Volgens een woordvoerster van de VO-raad zou het in het primair onderwijs om minder dan helft van de scholen gaan. Bij het voortgezet onderwijs is dat ongeveer een derde, en in het hoger onderwijs en het mbo zouden de programma's vrijwel niet gebruikt worden.
De afhankelijkheid van Google is versterkt door de coronacrisis.
Lobke Vlaming directeur van Ouders & Onderwijs noemt het zorgelijk dat zo'n aandeel van de onderwijsinstellingen gebruik maakt van deze software.
"Het is nu eenmaal zo dat scholen niet veel kaas gegeten hebben van de gevaren of risico's en ouders evenmin. Maar het is niet heel gek natuurlijk, mensen zijn gewend aan Google. We hebben natuurlijk de laatste tijd veel te maken gehad met thuisonderwijs, dus dan is het logisch dat daar voor gekozen wordt."
En daar ligt nou precies het probleem, vindt Niels Kerssens, die onderzoek doet aan de Universiteit Utrecht naar technologie in het onderwijs. "De afhankelijkheid van Google is versterkt door de coronacrisis. Scholen willen ermee in contact blijven met leerlingen en leerlingen ook onderling."
Zeggenschap data
Google software gebruiken betekent dat een kind in het basisonderwijs een login nodig heeft en dus een account moet openen. "Er vindt dus profielvorming plaats, al hoeft dat niet per se op individueel niveau te zijn", zegt Kerssens.
"Het belangrijkste vraagstuk waar het om draait, is wie bepaalt welke data over leerlingen gecreëerd en uitgewisseld wordt en wat er met deze data voor welke doeleinden gebeurt." Deze zeggenschap zou volgens hem bij het onderwijs moeten liggen.
De PO-Raad en de VO-raad eindigen hun verklaringen naar aanleiding van de Kamerbrief met de verwachting dat Google de veiligheidsrisico's weg zal nemen. De Kamerbrief is nog stelliger: "Het doel is dat Google Workspace for Education veilig gebruikt kan worden zonder risico's voor de privacy van leerlingen, studenten en docenten", staat er.
Afhankelijk van Google
"Dat zegt veel over de afhankelijkheid van Google, zeker voor wat betreft het basisonderwijs", vindt Kerssens. "Er wordt vanuit gegaan dat hun software gebruikt moet blijven worden."
Volgens Kerssens, die samen met José van Dijck onderzoek deed naar Big Tech in het primair onderwijs, kan Nederland niet alleen de dominantie van Amerikaanse techbedrijven als Google het hoofd bieden. "Het ontbreekt Nederland aan slagkracht."
Europese alternatieven
Als alternatief noemt hij Gaia-X, het Europese data- en cloudinitiatief. "Daarin wordt gewerkt aan een Europese publieke online infrastructuur geënt op gedeelde waarden binnen Europa. Dat maakt het eenvoudiger om scholen bijvoorbeeld zeggenschap over data te geven. Het zijn nog prille ontwikkelingen, maar hier kun je wel op voortbouwen."
Nederlandse initiatieven zijn er wel, zoals Edu-K, en het ECK iD (zie filmpje) waarin bijvoorbeeld afspraken gemaakt worden hoe leerlingdata wordt uitgewisseld. Hier zijn verschillende partijen uit de onderwijsketen bij betrokken.
"Dat is interessant, maar hier zit Google niet aan tafel als gesprekspartner." En dat is precies het probleem, volgens Kerssens. "Google is zo aanwezig is in het onderwijs, dat je wel met ze in gesprek moet blijven, anders verlies je grip op de data in het onderwijs."
'Wat moeten techbedrijven in het onderwijs?'
Vooral omdat het bedrijf op zo veel verschillende manieren aanwezig in het klaslokaal, benadrukt Kerssens. "Je hebt ook nog de andere infrastructurele diensten, authenticaties en logins, en hardware als chromebooks."
Daarom is het wegnemen van de risicofactoren uit de brief van de onderwijsministers niet de totaaloplossing volgens Kerssens. "Het probleem wordt nu geframed in termen van privacy, maar er is nog overstijgende problematiek. Want wat moeten de grote techbedrijven überhaupt in het publieke onderwijs? Die vraag wordt hiermee niet beantwoord."
Google heeft op Twitter een uitgebreide reactie achtergelaten over Google Workspace: