Wiegman: 'Mijn vriendinnetjes die wilden voetballen, mochten het niet'
Ze staan te glimmen in de zon: de standbeelden van onder anderen Rinus Michels, Johan Neeskens en Ruud Gullit in de tuin van de KNVB in Zeist. Er komt er binnenkort nog eentje bij. Die van Sarina Wiegman, bondscoach van de Oranjevrouwen. Hij is al klaar, maar moet - corona verhinderde dat tot dusver - nog een plekje krijgen, vertelt ze in de NOS Olympische Podcast.
Het succesverhaal van Wiegman voert langs een periode waarin het nog bijzonder was dat meisjes op voetbal gingen. Waar het nu meer dan normaal is geworden dat meisjes Lieke Martens willen zijn, was dat in haar tijd wel anders.
In gesprek met Jeroen Stekelenburg zegt ze: "Voetbal is altijd gezien als mannensport. Dat vond ik wel knap van mijn ouders: ik wilde op voetballen, dus mocht ik op voetballen. Er werd niet eens over gediscussieerd. Ik merkte pas toen ik ouder werd dat dat helemaal niet zo gewoon was. Want mijn vriendinnetjes die wilden voetballen, mochten het niet."
Andere planeet
De sport voerde haar naar de VS, waar ze samenspeelde met icoon Mia Hamm. "Dat was een andere planeet. Ik had gehoord dat de sport heel professioneel en groot was. Ik wilde eigenlijk wat in Nederland niet bestond. Daar is het het zaadje geplant. Ik dacht: als we deze situatie in Nederland kunnen krijgen, dan ben ik een gelukkig mens."
Eigenlijk klinkt in alle antwoorden van Wiegman door dat ze beseft waar de sport vandaan komt. Maar ook dat het tijd is om door te gaan. Zijzelf gaat dat sowieso doen: na de Spelen vertrekt Wiegman naar Engeland om daar als bondscoach van de vrouwenploeg aan de slag te gaan.
Op de vraag op welke termijn we een vrouw in de eredivisie voor mannen gaan zien, antwoordt ze: "Het moet over voetbal gaan en kwaliteit. De eerste die doorbreekt iets. Maar je moet niet beoordeeld worden op het vrouw zijn, maar op de kwaliteiten die je levert."