Aantal kankerdiagnoses daalt met bijna 4 procent vanwege coronacrisis
Voor het eerst in dertig jaar hebben artsen minder kanker vastgesteld bij Nederlanders. Maar de cijfers zijn geen reden tot vreugde; de daling komt bijna volledig door de gevolgen van de coronacrisis. In 2019 werden er 119.000 kankerdiagnoses gesteld, vorig jaar waren dat er 115.000, blijkt uit cijfers van het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL).
In het voorjaar werden tijdens de eerste lockdown bevolkingsonderzoeken naar kanker tijdelijk stopgezet, zoals naar borstkanker. Uit cijfers van andere instituten is bekend dat mensen minder naar de huisarts gingen en dus minder vaak werden doorverwezen naar specialisten. Dat leidde er ook toe dat er van maart tot en met mei een kwart minder kankerdiagnoses gesteld werden.
Gedurende de rest van het jaar is de achterstand voor een groot deel weggewerkt. Toch zijn er over het hele jaar gemeten 3,5 procent minder diagnoses gesteld.
De daling in diagnoses is vooral zichtbaar bij borstkanker, darmkanker en prostaatkanker. Het aantal borstkankerdiagnoses nam met 11,5 procent af, bij darmkanker was dat 8,5 procent. Bij darmkanker speelt echter niet alleen de coronacrisis een rol in de afname. Volgens het IKNL daalt het aantal diagnoses al een aantal jaar omdat darmkanker door bevolkingsonderzoek vroeger wordt opgespoord.
Niet alle vormen van kanker werden minder vaak gediagnosticeerd. Een plaveiselcelcarcinoom, een vorm van huidkanker, werd zelfs iets vaker vastgesteld in 2020 dan het jaar ervoor.
Het IKNL vermoedt dat de vertraging van kankerdiagnoses, en daardoor het uitblijven van behandeling, ertoe kan leiden dat er een toename komt in het aantal vergevorderde tumoren: "Of dat effect zal optreden en welke gevolgen dat heeft voor de kwaliteit van leven en kans op overleven, wordt door IKNL samen met andere onderzoekers, zorgverleners en vertegenwoordigers van patiënten onderzocht."