Achterstand kind met laagopgeleide ouders veelal blijvend: 'Heel alarmerend'
Veel kinderen van ouders met een laag inkomen of opleidingsniveau beginnen al voor de basisschool met een achterstand, die ze tijdens hun schoolloopbaan niet meer inhalen. Uit een een nieuw rapport van het Centraal Planbureau (CPB) blijkt dat de sociaaleconomische achtergrond van de ouders meer zegt over het schoolsucces van een kind dan een eventuele migratieachtergrond.
Het CPB legde de gegevens van duizenden basisscholieren uit langlopende onderzoeken in het basis- en middelbaar onderwijs naast demografische data van het CBS. Daaruit komt naar voren dat kinderen van ouders met een laag inkomen of een lage opleiding al op 3-jarige leeftijd al een achterstand hebben in vergelijking met kinderen van ouders met een hoog inkomen of opleidingsniveau.
"Vanaf groep 3 nemen de verschillen niet of nauwelijks verder toe, maar ze worden ook niet kleiner", schrijven de onderzoekers.
Schoolachterstand werkt door in baankansen
Kinderen met een migratieachtergrond beginnen volgens het CPB over het algemeen met een achterstand in taal en rekenen, maar zij maken tijdens de basisschool een inhaalslag. "Uiteindelijk wijken ze weinig af van hun klasgenoten met een vergelijkbare sociaaleconomische achtergrond zonder migratieachtergrond."
De resultaten van het onderzoek zijn van belang, zegt het CPB, aangezien een schoolachterstand op jonge leeftijd vaak negatief doorwerkt in de latere kansen op de arbeidsmarkt. "Als bepaalde groepen kinderen minder gestimuleerd worden in hun ontwikkeling en er minder geïnvesteerd wordt in hun vaardigheden, dan kan dit lang doorwerken."
Extra lessen voordat een kind naar de kleuterschool gaat en bijles tijdens de kleuterleeftijd kunnen helpen bij het wegwerken van de achterstand, zo blijkt uit buitenlands onderzoek. Of de bestaande programma's in Nederland ook dat effect hebben, durft het CPB niet te zeggen: dat moet eerst beter onderzocht worden.
'Heel alarmerend'
Universitair docent en socioloog Sara Geven, die aan de Universiteit van Amsterdam onderzoek doet naar ongelijkheid in het onderwijs, noemt de uitkomst van het onderzoek "heel alarmerend, vooral in de huidige omstandigheden".
Geven: "Als de scholen gewoon open zijn, verdwijnen de verschillen tussen leerlingen uit verschillende inkomens- en opleidingsmilieus niet, maar die verschillen worden ook niet groter. Terwijl we tijdens de eerdere lockdown zagen dat dat wél gebeurde: het niveauverschil tussen kinderen die thuis konden werken en door hun ouders gesteund werden en kinderen voor wie dat niet gold, werd groter."
Toch bevat het CPB-rapport geen radicaal nieuwe inzichten, zegt Geven. "We wisten al dat sommige kinderen aan het begin van de basisschool een achterstand hebben, die daarna moeilijk in te halen is. En we wisten ook al dat een migratie-achtergrond niet zoveel uitmaakt voor je uiteindelijke schoolprestaties. Het is alleen zo dat kinderen met een migratie-achtergrond ook vaak ouders hebben met een lage opleiding of laag inkomen en dat vertekent het beeld soms."
Hoe worden de verschillen kleiner?
Het lot van kinderen met laagopgeleide of weinig verdienende ouders "gaat tegen het idee in van de meritocratische samenleving", zegt Geven, waarbij de eigen inzet van een scholier bepalend is voor de resultaten. Ze steunt het voorstel van het CPB om meer aandacht te hebben voor onderwijs tijdens en voor de kleuterklassen. "En we moeten meer gaan investeren in steun aan kinderen uit kansarme milieus. We zien nu al dat in klassen waar kinderen huiswerk krijgen, het verschil tussen kinderen uit kansrijke en kansarme milieus groter is. We moeten iets inbouwen in ons onderwijssysteem, waardoor leerlingen geholpen worden die thuis niet genoeg steun krijgen."
Ten slotte wordt er in Nederland nu al erg vroeg gesorteerd op onderwijsniveau, vindt Geven. "Je hebt als basisscholier maar acht jaar om te laten zien wat je kunt, daarna word je ingedeeld. Dat is problematisch, want als je eenmaal in een bepaald traject zit, kom je er niet snel meer uit. Terwijl qua prestaties de beste vmbo-scholier ongeveer op hetzelfde niveau zit als de slechtste vwo-scholier." Een mogelijke oplossing zou een brede en langdurige 'middenschool' in het middelbaar onderwijs kunnen zijn, waarna pas rond 15 of 16 jaar een definitieve keuze gemaakt wordt.
Het zijn allemaal adviezen die al eerder zijn gedaan in onderwijsland, zegt Geven. "Er is al een tijd veel aandacht voor ongelijkheid in het onderwijs, ook in de politiek. Maar er verandert nog steeds zo weinig."