Antidepressiva afbouwen: de een doet het fluitend, een ander krijgt terugval
Francien Yntema
Redacteur Wetenschap
Francien Yntema
Redacteur Wetenschap
Nieuw onderzoek moet duidelijker maken hoe mensen kunnen stoppen met antidepressiva. Jaarlijks slikken ruim een miljoen Nederlanders die middelen en een deel van hen komt daar lastig vanaf. Wetenschappers van het Amsterdam UMC en het Radboudumc krijgen nu subsidie voor onderzoek om meer inzicht te krijgen in hoe patiënten het beste kunnen stoppen.
De individuele verschillen zijn groot, zegt onderzoeker en psychiater Christiaan Vinkers van het Amsterdam UMC. "Sommige mensen stoppen fluitend, anderen doen meerdere stoppogingen maar krijgen het niet voor elkaar. Een deel valt tijdens het afbouwen terug in een depressie, anderen krijgen ontwenningsverschijnselen zoals een grieperig gevoel, duizeligheid of andere klachten."
Niets is meer goed
Peter Oostelbos (66) heeft zijn hele leven al last van depressies en bouwt nu medicatie af. Negen jaar geleden deed hij dat ook, met vallen en opstaan. "Ik viel geregeld terug. Dan werd ik somberder en vulde mijn hoofd zich met negatieve gedachten waar ik geen controle over had. Die gedachten gaan over mezelf, over mijn vrouw, eigenlijk over alles. Niets is meer goed. Dat begint 's ochtends als ik wakker word en stopt pas als ik 's avonds in slaap val."
Oostelbos vindt het spannend om nu weer af te bouwen. "Niet alleen voor mezelf, maar ook voor mijn vrouw. Als ik weer terugval heb ik nergens zin, zonder ik me af, ben ik snel geïrriteerd en neem ik ook geen verantwoordelijkheid in het huishouden. Dan komt alles op mijn vrouw neer en dat levert spanning op. Daar lopen best wat relaties op stuk."
We willen weten of meer patiënten de eindstreep halen als ze langzamer afbouwen en met lagere doseringen dan nu beschikbaar zijn.
Psychiater Vinkers en zijn collega Eric Ruhe van het Radboudumc krijgen een subsidie van 1,5 miljoen euro van wetenschapsfinancier ZonMw voor hun onderzoek. "Wij willen weten hoeveel mensen moeite hebben met afbouwen, wie die mensen zijn en wanneer in het proces zij in de problemen komen", zegt Vinkers. "Ook willen we weten of meer patiënten de eindstreep halen als ze langzamer afbouwen en met lagere doseringen dan nu standaard beschikbaar zijn."
Aan het zogeheten TAPER-AD onderzoek kunnen 200 mensen meedoen die de middelen paroxetine of venlafaxine slikken en ten minste zes maanden zijn hersteld van een depressie.
Lagere dosering
De helft bouwt de medicatie af volgens een protocol dat is gebaseerd op afbouwvoorbeelden van onder meer de verenigingen van huisartsen en psychiaters. De andere helft bouwt langzamer af, met kleinere stappen. Dat gebeurt met behulp van doseringen die nu niet regulier verkrijgbaar zijn.
De hamvraag is vervolgens of het beide groepen even goed lukt om te stoppen en om het zonder medicatie vol te houden. Ook kijken de onderzoekers hoeveel moeite de twee groepen hadden met het stoppen en of deelnemers na het afbouwen opnieuw in een depressie belanden.
Maatwerk
Hoogleraar psychiatrie Jim van Os van het UMC Utrecht is kritisch over het onderzoek. "Afbouwen is maatwerk. De ene persoon stopt makkelijk, de andere niet. Het is trial and error en de patiënt en de behandelaar moeten samen beoordelen wat er nodig is. Dit onderzoek heeft een vaststaand protocol waarin je geen maatwerk kunt leveren. Daar help je patiënten niet mee."
Bovendien vindt hij het onderzoek overbodig. Hij deed zelf ook onderzoek naar het afbouwen van antidepressiva met zogeheten taperingstrips, die kleinere doseringen bevatten dan de pillen die regulier verkrijgbaar zijn. Zo'n twee derde van de deelnemers stopte minstens een jaar. "Wij hebben dus al laten zien dat die kleinere doseringen werken. Het probleem is alleen dat ze niet regulier verkrijgbaar zijn."
Houvast in de spreekkamer
Vinkers beaamt dat Van Os liet zien dat patiënten succesvol kunnen stoppen met kleinere doseringen. "Het onderzoek vertelt ons echter niet of die kleinere doseringen beter werken dan de doseringen die nu bij de apotheek verkrijgbaar zijn. Ook weten we niet welk percentage van de patiënten een langzaam traject nodig heeft en hoe we hen kunnen herkennen. Die kennis willen we uit dit onderzoek halen om patiënten beter te helpen."
En ook Vinkers pleit voor maatwerk. "Als ons onderzoek aantoont dat een deel van de patiënten baat heeft bij langzamer afbouwen, dan geeft ons dat meer houvast in de spreekkamer. Maar dan nog moet je per patiënt kijken wat er nodig is. Je wilt mensen niet sneller laten afbouwen dan ze aankunnen, maar je wilt mensen ook niet onnodig langzaam laten afbouwen."