Rie Beisenherz
NOS Sport

Hoe zwemster Beisenherz in 1920 het taboe van vrouwensport doorbrak

Waar Dafne Schippers, Inge de Bruijn en Anky van Grunsven tegenwoordig gelden als iconen van de olympische sport, was het zwemster Rie Beisenherz die vandaag precies honderd jaar geleden als eerste Nederlandse vrouw in actie kwam op de Olympische Spelen. Met haar optreden op de 100 meter vrije slag in Antwerpen liet zij zich gelden als pionier van de vrouwensport.

Samen met haar vader reisde ze als achttienjarige naar Antwerpen, nadat een telegram met het bewijs van de door haar gezwommen limiet de zuiderburen had bereikt.

De glitter en glamour die tegenwoordig rond de Olympische Spelen hangt was ver te zoeken en de reis ernaartoe allerminst een comfortabele trip: "Je reisde derde klas, op houten banken. En je kreeg maar voor vier dagen verblijfskosten", vertelde Beisenherz in 1986 aan Het Parool.

Poster van de Olympische Spelen in 1920

Maria Martha 'Rie' Beisenherz gold in 1920 als een pionier. Waar topsport nu een fulltime baan is, was zwemmen voor haar bijzaak.

Terwijl de Eerste Wereldoorlog net voorbij was en het kiesrecht nog in de maak, meldde ze zich als dertienjarig meisje bij de Hollandse Dames Zwemclub (HDZ) in Amsterdam.

Olympische limiet

Te jong, zo luidde het oordeel, en dus richtte de dochter van wielrenner Louis Beisenherz - die bevriend was met Jaap Eden - samen met enkele andere jonge vrouwen een eigen zwemclub op. Dagelijks lag de ambitieuze Beisenherz in het bad.

"Ik moest de bond ervan overtuigen dat ik de olympische limiet kon halen. Niemand geloofde dat. Toch lukte het mij op een avond aan de Ruysdaelkade in Amsterdam, om de 100 meter vrije slag binnen de gestelde tijd af te leggen", zei Beisenherz in 1988 in De Telegraaf.

"Maar daarvoor moest wel de aantikpaal, die op 80 meter stond, uit de bodem van het zwembad worden getrokken om er twintig meter verderop weer in te worden geslagen."

Met een tijd van 1 minuut 26 seconden haar ze haar ticket voor de Olympische Spelen afgedwongen, al was dat tegen het zere been van de sportbestuurders en de heren van de zwembond. Net als roken was sporten voor vrouwen in die tijd een taboe.

Toch toog Beisenherz, inmiddels 18 jaar, vastbesloten naar Antwerpen. In totaal deden 77 vrouwen mee aan de Spelen, terwijl er 2.591 mannen in actie kwamen. De wedstrijden werden niet in twee weken, maar verdeeld over vijf maanden afgewerkt.

Niet professioneel

Dat de organisatie van de Spelen niet erg professioneel was en de communicatie van de zwembond niet erg adequaat was, bleek toen Beisenherz er ter plekke achter kwam dat het wedstrijdbad 100 in plaats van 50 meter lang was.

De vrouwen startten bovendien niet vanaf de kant, zoals gebruikelijk bij internationale wedstrijden, maar vanuit het water. Het mocht de pret niet drukken: Beisenherz was vastbesloten haar Nederlandse record van 1.26 te verbeteren.

Amerikaanse zwemsters maken indruk

Aan de rand van het bad maakten de Amerikaanse vrouwen grote indruk op het meisje uit Amsterdam. "Ik weet nog hoe we bij de start stonden. Die meiden diep door de knieën gezakt en ik stond er als een pilaar bij. Nou, toen ben ik ook maar zo'n beetje door m'n knieën gezakt", vertelde Beisenherz nadien.

"Ik zwom zo hard ik kon, voor mijn gevoel had ik nog nooit zo hard gezwommen. Maar ik werd derde en dat was niet voldoende om verder te komen."

Het was Ethelda Bleibtrey die het vrouwenzwemmen domineerde en alle drie de afstanden won. En Beisenherz? Die mocht zich met een tijd van 1.22,6 de snelste vrouw van Europa noemen. Bijna een eeuw later, in 2017, legde Ranomi Kromowidjojo dezelfde afstand een halve minuut sneller af: 50,95, een tijd die ook nu nog als Nederlands record in de boeken staat.

De finalisten van de 100 meter vrije slag in 1920, met links de Amerikaanse winnares Ethedla Bleibtrey

Ondanks Beisenherz' succesvolle olympische debuut wijdde ze niet haar hele leven aan de sport. "Je kunt veel plezier van de zwemsport beleven, zoals ik nog altijd heb, maar het moet toch niet een hoofdzaak worden, een kwestie waarbij alles alleen maar om de sport draait."

In 1928 werd ze vrijwilliger op de Spelen in Amsterdam, waar vrouwen ook aan turn- en atletiekonderdelen mochten meedoen. Opnieuw keek Beisenherz haar ogen uit: "In Amsterdam mocht je zomaar op de tribune zitten. Tussen al die mensen uit de hele wereld. De openingsceremonies vond ik het mooist."

Beisenherz, die in 1992 op 90-jarige leeftijd overleed, zwom de daaropvolgende zestig jaar nog regelmatig, maar alleen voor de lol. "Zwemmen, dat blijf je doen, tot je er bij wijze van spreken dood bij neervalt. Ik zeg maar altijd: zwemmen is gezond, nuttig en aangenaam."

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl