Achter de clown Suurbier schuilde de eerste moderne back van Nederland
Hij gold als de clown in de elftallen van Ajax en Oranje die in de jaren 70 grote successen vierden. Waar de op 75-jarige leeftijd overleden Wim Suurbier verscheen, werd gelachen en was de sfeer ontspannen.
Maar Suurbier was ook de eerste moderne back van Nederland. Door zijn snelheid kon hij de hele flank van het veld bestrijken, waarmee hij zich ontwikkelde tot een van de eerste opkomende en aanvallend ingestelde vleugelverdedigers in het internationale voetbal.
Elke wedstrijd haalde hij wel een paar keer de achterlijn om vervolgens een voorzet af te leveren. De spijkerharde rechtsback was bovendien genadeloos voor de aanvallers die hij moest uitschakelen.
Over zijn revolutionaire stijl als rechtsback zou hij later zeggen: "Het ging eigenlijk allemaal vanzelf. Ik had niet het idee dat ik met iets opzienbarends bezig was."
Op zijn zestiende kwam hij bij Ajax terecht, nadat hij als razendsnelle en makkelijk scorende linksbuiten van AVV Amstel de aandacht had getrokken van scouts. Jeugdtrainer Jany van der Veen - tevens de ontdekker van Johan Cruijff - zette Suurbier, na hem op verschillende posities uitgeprobeerd te hebben, uiteindelijk op de rechtsbackpositie. Het bleek een schot in de roos.
Op 5 januari 1964 debuteerde de 18-jarige Suurbier in het eerste van Ajax. In de uitwedstrijd tegen ADO viel hij na een half uur in.
Topverdediger dankzij Michels
Met de komst van trainer Rinus Michels, anderhalf jaar later, kon de jonge Suurbier zich pas echt ontwikkelen tot een internationale topverdediger.
Michels analyseerde het spel van Ajax tot in detail en stelde vast dat Suurbier met zijn kwaliteiten een veel hoger rendement zou kunnen behalen. Zodoende ontwikkelde Suurbier zich tot een moderne verdediger en groeide op die manier uit tot de vaste rechtsback van het Nederlands elftal.
Terwijl Cruijff en Keizer in die jaren het licht van de schijnwerpers opeisten, maakte Suurbier als loyale dienaar de transformatie van Ajax tot 's werelds beste voetbalclub mee. In de dertien jaren die hij in de hoofdmacht van de Amsterdammers speelde, werd hij zeven keer landskampioen, won hij drie keer de Europa Cup I en mocht hij een keer de wereldbeker (1972) vasthouden.
Hoe aanvallend hij als verdediger ook was ingesteld, scoren deed Suurbier niet veel. In 63 Europese duels voor Ajax noteerde hij 3 treffers. "Als verdediger moet je er natuurlijk vooral voor zorgen dat de bal niet in de buurt van het doel komt. Simpel. Daarna zorg je dat de buitenspelers worden bereikt. En pas als je echt de overhand hebt, mag je mee aanvallen", luidde de theorie van Suurbier bij Ajax.
Liefst 509 wedstrijden speelde hij in het rood-wit van Ajax. Alleen ploeggenoot Sjaak Swart speelde meer wedstrijden voor de club. In Oranje kwam Suurbier tot 60 interlands, met de (verloren) WK-finales van 1974 en 1978 als hoogtepunten. Al dacht hij daar zelf anders over. "Met het Nederlands elftal hebben we het niet goed gedaan. Twee tweede plekken op het WK tellen niet."
Snabbel en Babbel
Met de komst van Ruud Krol naar Ajax in 1968 vond Suurbier een maatje waarmee hij niet alleen een ijzersterk verdedigingskoppel vormde, maar ook het gevoel voor humor deelde. Al snel stonden ze te boek als het duo Snabbel en Babbel.
Tijdens het wereldkampioenschap van 1974 vermaakten Snabbel en Babbel het Nederlandse volk elke dag met een sketch.
Kleedkamerhumor was het. Voor zover bekend zijn Suurbier en Krol de enigen die ooit uit de rijdende bus van het Nederlands elftal plasten. Ook legde Suurbier ooit een drol in de voetbalschoen van ploeggenoot Ruud Geels, die zowel bij Ajax als het Nederlandse elftal geregeld het slachtoffer was van de grappen van Suurbier en Krol.
De schaduwzijde van die humor kwam vele jaren later pas aan het licht. De zachtaardige Geels, die zeven keer topscorer zou worden van de eredivisie, noemde de periode rond het WK '74 "de ergste weken uit zijn leven". Terwijl Geels zichtbaar gebukt ging onder de dagelijkse pesterijen van Suurbier en Krol, durfde niemand de plaaggeesten tot de orde te roepen.
Hoewel Suurbier buiten het veld bekendstond als een losbol en clown, presenteerde hij zich binnen de lijnen als een serieuze prof met een echte winnaarsmentaliteit.
In 1977 maakte Suurbier de overstap van Ajax naar Schalke 04 om na het WK van 1978 het shirt van FC Metz te dragen. Zijn verblijf in Frankrijk bleef beperkt tot één jaar. Suurbier trok naar de Verenigde Staten waar hij met Johan Cruijff ging spelen voor Los Angeles Aztecs.
Met uitzondering van korte uitstapjes naar Sparta, Hongkong en Singapore zou hij uiteindelijk meer dan dertig jaar in Amerika verblijven. De meeste jaren niet als voetballer overigens.
Na het voetbal
Na een kleurrijke spelerscarrière nam Suurbier in 1983 totaal berooid afscheid. Zijn losbandige levensstijl had hem veel geld gekost. "Geld interesseert mij niet", zei hij altijd.
Zijn kapperszaak mislukte, zijn sportzaak ging failliet. De ex-international had bijna structureel financiële problemen en had lang niet altijd een vaste woon- of verblijfplaats. Zijn lach verbloemde veel voor de buitenwereld.
Hij trainde verschillende clubs in Amerika, maar telkens was het een avontuur van korte duur. Hij deed van alles om de kost te verdienen. Zo belandde hij op een dag achter de bar bij zijn gabber George Best, in diens kroeg in een voorstad van Los Angeles.
Een terugkeer in het voetbal kwam nooit van de grond. Voorzitter Riemer van der Velde haalde hem als assistent-coach naar sc Heerenveen, maar het klikte niet met Foppe de Haan.
Met zijn status was Suurbier de perfecte aanvulling voor de beginnende hoofdtrainer René Meulensteen in Qatar, maar toen die assistent werd van Sir Alex Ferguson op Old Trafford stond Suurbier weer op straat. En ook een avontuur in Albanië als assistent van bondscoach Arie Haan was geen succes.
De laatste jaren leefde Suurbier een teruggetrokken bestaan. In april werd hij getroffen door een hersenbloeding. Sindsdien lag hij op de intensive care.