RIVM-experts: 'Nu moeten we geduld hebben en wachten hoe het uitpakt'
De crisis lijkt voor nu bezworen. De laatste versoepelingen van coronamaatregelen op de routekaart van het kabinet zijn afgekondigd. Pas in september praat het Outbreak Management Team verder over het opheffen van maatregelen.
Het RIVM verwacht niet dat de daling van het aantal besmettingen nog veel verder doorzet. "De onzekerheid neemt nu heel snel toe", zeggen hoofd infectieziektebestrijding Jaap van Dissel en Jacco Wallinga, verantwoordelijk voor de rekenmodellen.
De NOS sprak hen over het effect van de langverwachte corona-app, die volgens minister De Jonge bijna af is. En opnieuw over de rol van aerosolen, een discussie die telkens oplaait.
Twee weken geleden zeiden jullie: het einde van de versoepelingen is in zicht. Zijn we daar deze week aangekomen?
Wallinga: "Dat is iets wat je stapje voor stapje moet bekijken, of het te ver is. En dan moet je een stapje terug doen. We zitten in een situatie die we nooit eerder hebben meegemaakt. En we zijn nu echt op zoek: hoe kun je het beste verder?"
Dus we moeten nog een stapje zetten?
Wallinga: "We moeten even geduld hebben en wachten hoe dit allemaal uitpakt. We hebben in de zomer een paar extra onzekerheden: hoe gaat het met de vakanties? En na de zomer hebben we weer een extra onzekerheid met het opstarten van de scholen."
Organisatoren van grote evenementen, zoals voetbalclubs, hopen dat de anderhalve meter wordt los gelaten. Daarvan zei u eerder: evenementen kunnen pas weer als er een app is. Is dat nog steeds zo?
Wallinga: "De app moet er eerst nog komen en dan moeten we zien hoe effectief die is. Als dat lukt, dan kan die nauwe contacten registreren die je niet bij naam kent. Dat kan helpen. Maar het is niet een voorwaarde of doorslaggevende factor."
In het openbaar vervoer wordt de anderhalve meter min of meer los gelaten. Wat vindt u daarvan?
Van Dissel: "Als de app werkt en er voldoende mensen aan mee willen doen, kan dat natuurlijk bepaalde maatregelen vervangen. Dan kun je vaststellen dat mensen in een bepaalde periode dicht bij elkaar zijn geweest. Dingen als reserveringen en het zitten op vaste plekken worden daardoor anders. Ook de snelheid en capaciteit van het bron- en contactonderzoek wordt daarmee beïnvloed. Dus alles wat we nu aan regels hebben wordt beïnvloed door wat aan technologie wordt ontwikkeld en succesvol blijkt."
Maar die app is er nog niet, en de anderhalve meter in de trein wordt losgelaten.
Van Dissel: "Je zult altijd op onderdelen maatwerk moeten doen, dat kan niet anders. En dat betekent dat is gekozen om in het openbaar vervoer in principe de anderhalve meter aan te houden. Tijdens een groot deel van de dag is dat ook goed mogelijk. Maar als je kijkt naar de zomervakantie en het opstarten van de scholen na de zomer, dan kun je verwachten dat het gebruik van het openbaar vervoer weer toeneemt. Daar is zo'n app eigenlijk op gericht. Het kan nog twee maanden duren voordat het relevant is."
Hoe verklaren jullie de uitbraken in slachterijen?
Van Dissel: "Er zijn natuurlijk meerdere factoren genoemd, die lees ik ook in de analyses uit Duitsland en Amerika. Het gaat om een bijzondere groep werknemers: arbeidsmigranten. Zij wonen en werken onder andere omstandigheden dan de gemiddelde werknemer. En de vraag is of je dat kan scheiden van de specifieke omstandigheden in de slachterijen. Veel van die werkzaamheden worden uitgevoerd in gekoelde ruimtes, waar de ventilatie soms onvoldoende is. De lucht wordt gerecirculeerd. De koeling kan misschien effect hebben op hoe lang druppeltjes in stand blijven, als iemand besmet is en hoest. Je hebt een complex van factoren, leef-, werk en vervoersomstandigheden, die aanleiding kunnen zijn voor de uitbraak."
Kan het ook een aanwijzing zijn dat kleinere druppels een grotere rol spelen dan voorheen gedacht?
Van Dissel: "Nee, dat hoeft zeker niet. Er zijn zoveel aanwijzingen dat deze personen zich vaak binnen de anderhalve meter van elkaar bevinden. En als je met meerdere personen in kleinere kamers slaapt heb je dat aspect helemaal niet eens nodig."
Het ECDC, het Europese RIVM, schreef deze week dat er een toename is van uitbraken waarbij kleine druppels, de aerosolen, een rol spelen. Delen jullie die conclusie?
Van Dissel: "Een toenemend aantal waarbij dat mogelijk het geval is, want dat is lang niet altijd zeker. Dat is in situaties waarbij er steeds minder infecties zijn. Dit is een bekende instinker: op het moment dat je de grote druppels geen kans meer geeft door bijvoorbeeld 1,5 meter, dan krijg je een selectie van situaties waarbij mogelijk andere factoren een rol spelen. Dus dat klopt, daar zijn we het helemaal mee eens."
"Als aerogene verspreiding via heel kleine druppels een heel grote rol speelde, dat had de aanpak in ziekenhuizen, waarbij de patiënten lang niet altijd meer worden opgenomen met onderdrukkamers en sluizen, moeten leiden tot geweldig grote uitbraken. En die hebben we niet gezien. En die kennen we wel bij infecties die wel aerogeen verspreid worden, zoals waterpokken en mazelen."
De ergste crisis lijkt achter de rug, maar ruimte voor reflectie is er nog amper. Welk advies ze anders hadden moeten geven vinden de RIVM'ers lastig te benoemen. "Deze crisis is zo groot dat de evaluatie nog jaren gaat duren", stelt Jaap van Dissel. Tevredenheid over de gekozen aanpak is er wel. "Uiteindelijk zijn we er met zijn allen in geslaagd zijn om de uitbraak naar een veilig niveau terug te dringen. Dat is een prestatie die we als land, als hele bevolking op ons conto kunnen schrijven."
Wat opvalt is dat ze optimistischer lijken over de mogelijkheid om het virus echt onder controle te krijgen. In het OMT-advies staat deze week dat het doel is om het virus "zoveel mogelijk in te dammen, zodanig dat het aantal nieuwe infecties naar (bijna) nul gaat". Eerder werd gezegd dat uitdoven niet het doel was.
Wat is er veranderd?
Van Dissel: "Helemaal niks. Dit is teveel semantiek. Toen de uitbraak kwam hebben we gezegd: we weten niet wat we kunnen bereiken. Er kon veel geleerd worden over het virus. Inmiddels is het teruggebracht. En we zijn nu bezig met indammen, het virus zo laag mogelijk te krijgen. Dat is wat ons betreft exact hetzelfde."
U zei deze week in de Tweede Kamer: 'Ik denk dat we realistisch moeten zijn dat we lang niet altijd meteen overtuigd waren wat de beste keuze was'. Wat bedoelde u daarmee?
Van Dissel: "Op het moment dat er een nieuw virus komt, en je daar nog lang niet alles over weet en je bovendien leert dat een belangrijk deel van de infecties zich onder de medische radar afspeelt, dan heb je natuurlijk zorgen in hoeverre het mogelijk is om het virus helemaal in te dammen. En inmiddels blijkt het aantal toch geweldig laag te zijn gekomen. Dat is heel mooi. Dat is niet wat we op 27 februari bij het eerste geval konden voorspellen."
In het eerste interview in april zeiden jullie over groepsimmuniteit: 'Dat komt er vanzelf bij'. Kun je dat nog wel zeggen, gezien het lage aantal besmettingen dat we nog hebben?
Van Dissel: "Groepsimmuniteit, daar is zoveel over gezegd. Dat is een vergezicht, zo moet je dat zien. In bepaalde gebieden van Nederland is het percentage personen dat antistoffen heeft tegen de 10 procent en in andere regio's tegen de 1 procent. Dat betekent dat de meerderheid van de bevolking nog steeds gevoelig is om het te krijgen, en daar neem je maatregelen op.
"In het begin was dat allemaal veel minder duidelijk. Was het überhaupt al niet duidelijk of we in staat zouden blijken om het in te dammen. Dat is steeds een vernieuwing van zowel inzichten in het virus als van de strategie die je kiest."