Franse quarantaine versoepeld: het einde van het 'verloren paradijs'
Er lag een briefje in onze bus. Van de burgemeester. Hij heet Jacques, is 80 jaar oud, gepensioneerd boer en kent alle 300 inwoners van ons dorp bij naam. Bij zijn briefje zaten acht mondkapjes. "Voor u en de kinderen'', schreef de burgemeester. "Zorg goed voor uzelf'', sloot hij af.
Het was een kort briefje en toch was het ontroerend. In ons kleine Franse dorp deelt de burgemeester mondkapjes uit aan alle inwoners en hij wenst iedereen ook een goede gezondheid. Dat getuigt van een politieke zorgzaamheid die je niet vaak meer ziet.
Frankrijk laat zich dezer dagen sowieso van zijn solidaire kant zien. Kort voor de acht mondkapjes in de brievenbus vielen, waren we zelf al op zoek gegaan. Tevergeefs belden we apotheken: 'Ze komen volgende week', En tevergeefs reserveerden we bij supermarkten: 'Zodra ze er zijn, ontvangt u een mail'.
Elkaar vinden
Daarna stuitten we op een website, aanbevolen door de Franse overheid, waar vraag en aanbod van erkende 'publieksmaskers' elkaar kunnen vinden. Dat ging snel. We zochten op de site welke aanbieder er in de omgeving van ons dorp zat, kregen een naam en een mailadres, en kwamen in contact met Nathalie. Ze woont één dorp verderop. En ze heeft een naaimachine. Verder weten we niets van haar.
Ik mailde of ze voor ons acht mondkapjes kon maken. Nathalie stuurde me een foto met de twee stoffen die ze in huis had. "Wilt u groen geblokt of blauw geblokt?''
Haar woordkeus en schrijfstijl verraadden dat ze van de leeftijdscategorie van onze burgemeester was. Ik zag haar voor me: een Française met een grijze knot in één van die kleine huisjes verderop, die nu voor òns achter haar ongetwijfeld stokoude naaimachine zat misschien wel met de kat op schoot, fantaseerde ik erbij.
Voor de mensen om me heen
Ze schreef dat ze aan de slag ging. "De machine staat klaar!''. Ik vroeg haar hoe we moesten betalen. ''Ik hoef geen geld. Ik doe dit voor de mensen om me heen. Als u toch iets wilt geven, schenk dan maar iets aan een goed doel'', antwoordde Nathalie.
Jazeker, het bestaat dus nog. Mensen die iets doen voor een ander en er niets voor terug hoeven. Twee keer in één week tijd werd ik geraakt door de gemeenschapszin op het Franse platteland. En met dat gevoel èn een gloednieuw mondkapje kan ik straks dus beschermd Parijs in lopen en weer aan het werk gaan.
Vanaf maandag worden in heel Frankrijk de quarantaineregels versoepeld. Acht weken lang mocht je alleen naar buiten als er 'dwingende redenen' waren en moest je daarvoor ook nog een officieel document bij je hebben.
In ons dorp was het altijd al stil, maar nu was het acht weken muisstil. Het enige geluid kwam van de schapen van de boer verderop. Niemand liep op straat. Contact met de buren ging via een plastic zak. Wij deden er bloemen in uit onze tuin en hingen de zak over de muur. De buren haalden de bloemen er dan uit, deden er aardappels in en hingen de zak weer aan onze kant van de muur. De vogels in onze tuin hebben van de quarantaine gebruik gemaakt om ongestoord maar liefst drie nesten te bouwen in de blauwe regen.
Wordt dat nu allemaal anders? Onze buren zullen weer naar kantoor gaan, de kinderen lopen straks naar school. In Parijs openen voor het eerst in twee maanden de winkels weer hun deuren. Auto's zullen weer rijen dik over de Champs-Élysées rijden. Hoe snel gaat het eeuwige getoeter de teruggekeerde stress weer verwoorden?
'Meerderheid bang'
De Fransen zijn er zelf niet gerust op. Uit een recente peiling blijkt dat 67 procent van de bevolking bang is. Ze zijn bang dat ze in het openbaar vervoer te dicht op elkaar zullen staan en dat hun kinderen op school al ravottend het virus gaan verspreiden.
Het heeft in Frankrijk geleid tot een hunkering naar 'het verloren paradijs', zoals dagblad Le Monde het omschreef. Toen de quarantaine begon hebben maar liefst 200.000 Parijzenaars de drukke en overvolle hoofdstad verlaten.
Ze namen hun intrek op het rustige platteland, bij familie of in een vakantiehuis: Frankrijk telt maar liefst 3,5 miljoen 'tweede huisjes'. De scholen waren toch dicht en werken kon vaak online.
Op het prachtige Bretonse eilandje Belle-Île-en-Mer was de toestroom van 'stedelingen' zelfs zo groot, dat de burgemeester nieuwkomers vroeg om weg te blijven en de vaartijden van de veerboot werden beperkt. Daar in dat verloren plattelandsparadijs in vrijstaande huizen en in dun bevolkt gebied voelden de Fransen zich afgeschermd van de gevaren van buiten, lees: van het coronavirus.
En nu moeten ze terug. Naar huis, naar werk, naar school, en vaak naar Parijs. Het Franse spoorbedrijf liet dit weekend zelfs extra treinen rijden, speciaal om alle gevluchte Parijzenaars weer op te halen.
Weer terug naar de stad
Vanuit mijn dorp met schapen en vogelnestjes voel ik met ze mee. Straks ga ik er ook weer op uit, aan het werk in Parijs, waar het virus nog steeds bovengemiddeld aanwezig is.
Maar ik neem mijn voorzorgsmaatregelen. De Franse overheid zegt: 'houd een meter afstand' en dat ga ik doen. En als ik straks ons stille dorp verlaat en me weer in mensenmassa's moet begeven, wapen ik me met een masker. De ene dag één van Nathalie, met haar naaimachine, en de andere dag één van Jacques, onze burgemeester.