Terug in de tijd: WK wielrennen van 1959 op het autocircuit van Zandvoort
Het had de hoogmis van de Nederlandse autoracerij moeten worden. Na 35 jaar zou de Formule 1 dit weekend terugkeren in Zandvoort. In plaats daarvan is het stil aan de kust. Doodstil.
Om de pijn iets te verzachten staat Studio Sport aanstaande zondag volledig in het teken van de Formule 1 op Zandvoort. In 1959 waren het niet de glanzende bolides, maar glimmende fietsen die de show stalen op het autocircuit.
We kijken terug naar de WK wielrennen in 1959 met twee ooggetuigen op de voorste rij. Ab Geldermans (85) zat in de kopgroep, Jan van der Horst (77) was die dag 'loopjongen' van zijn grote held Jacques Anquetil.
De zon staat hoog aan de hemel als Ab Geldermans zijn racefiets uit de schuur haalt van zijn ouderlijk huis in Beverwijk. De weg naar Zandvoort kent hij op zijn duimpje, die heeft hij tijdens trainingen honderden keren afgelegd.
Onderweg kan hij de stoet aan auto's al zien, die vanuit België naar de kust was gereden. Met duizenden zijn ze, de supporters van de Belgen Rik Van Steenbergen en Rik Van Looy.
In een zetel
Geldermans is pas 24 jaar en staat aan het begin van zijn loopbaan. Jacques Anquetil, de winnaar van de Tour in 1957, doet ook mee. Hij rijdt voor André Darrigade, op dat moment de beste sprinter ter wereld.
En warempel, in de laatste ronde zit Darrigade in een zetel.
Dan demarreert de jonge Geldermans en rijdt in zijn eentje naar de kopgroep. "Coen Niesten, mijn dorpsgenoot en tegenwoordig praktisch mijn buurman, zat ook in de kopgroep. En dus waren we opeens met zijn tweeën. Maar Darrigade was die dag door niemand te kloppen. Ja, op zijn schouder na afloop."
Geldermans heeft er vrede mee. "Ach, ik reed natuurlijk in Franse dienst en gunde het hem ook wel. Darrigade is ook echt een fijne vent, later is hij nog weleens bij mij thuis geweest. En ook al is hij dik in de negentig, hij belt me nog elk jaar."
Klotsende oksels
Achter de schermen staat de 16-jarige Jan van der Horst te springen van enthousiasme. Liefst had hij Anquetil zien winnen, maar Darrigade was ook een grote naam. En deze Jan was die dag een beetje Frans geworden.
"Ik reed toen bij de nieuwelingen van HSV De Kampioen uit Haarlem. Wij reden heel vaak op het circuit. Dus het was niet zo gek dat de organisatie bij ons kwam met de vraag om de renners voor de start te begeleiden. Ik sprak geen woord Frans, maar dat maakte niet veel uit. Ik zorgde voor water, voor een doekje, van alles."
Het hoogtepunt was toen Van der Horst met klotsende oksels de glimmende groene Hellyett-fiets van zijn held naar de start mocht brengen. "Anquetil knikte vriendelijk en lachte. Mijn dag kon niet meer stuk."
De meesterknecht die niet mócht winnen
Drie jaar later staat Geldermans in een Franse berm te schreeuwen om een fiets. "De eerste materiaalauto reed me voorbij, daarna de tweede ook. Ze hebben me gewoon laten staan, die dag."
In 1960, een jaar na de WK in Zandvoort, was Geldermans de sterkste in Luik-Bastenaken-Luik. Ook had hij de Ronde van Duitsland op zijn naam geschreven en werd hij knap twaalfde in zijn eerste Tour de France.
De grofgebekte ploegleider Raphaël Geminiani weet genoeg. Die Geldermans kan hij gebruiken, maar wel onder strikte voorwaarden. De Nederlander schikt zich in een rol als meesterknecht van Anquetil.
Zo begint hij aan de Tour van 1962. In de zesde etappe naar Brest zit Geldermans mee in de kopgroep. Zijn eigen ploeg halveert de voorsprong, maar aan het einde van de rit mag Geldermans wel de gele trui aantrekken.
Drie dagen voor het einde van de Tour staat Geldermans vierde in het klassement, op nog geen halve minuut van kopman Anquetil. Bij toeval belandt hij opnieuw in de kopgroep. Het geel lonkt. Wat heet, de eindzege is binnen bereik.
"En toen reed ik lek. Eerlijk? Ik denk dat mijn eigen ploeg me met een lekke band heeft laten staan. Uiteindelijk heb ik van iemand uit het publiek een wiel gekregen en ben daarop naar de finish gereden. Ik verloor die dag zes minuten."
Geldermans beëindigt de Tour als vijfde, de eindzege is voor kopman Anquetil. "Nee, echte vrienden zijn we niet geworden, Anquetil was er niet een voor een dansje of een schouderklop. Maar, het moet gezegd, hij zorgde er wel voor dat we in de criteriums goed konden verdienen."
Na zijn actieve carrière wordt Geldermans in 1968 gevraagd als ploegleider van de Nederlandse Tourselectie. "Maar alleen als ik zelf de selectie mag maken. En het moest zo zijn als ik toen bij Anquetil: met z'n allen voor een en anders niet."
Die ene was Jan Janssen.
'Hoe stom kun je zijn?'
Ondertussen had ook Van der Horst, de jongen die glimmend van trots de fiets van Anquetil had gedragen, zich opgewerkt tot profwielrenner.
In 1968 werd hij zelfs door ploegleider Geldermans opgenomen in de Tourselectie. "Ik was reserve, samen met Henk Nijdam. In de auto van Geldermans ben ik naar Vittel gereden, voor de start van de Tour. Ik deed mee met de training voor de ploegentijdrit. En ik wist dat ik toch zou starten, daar had Jan Janssen voor gezorgd."
"Nijdam zei tegen me dat ik nog zoveel jaren te gaan had, voor hem was het misschien wel de laatste kans om de Tour te rijden. En op de achtergrond werd er nogal wat druk uitgeoefend, vooral door oud-ploegleider Kees Pellenaars. Ik heb mijn plekje opgegeven."
Van der Horst had drie weken later de eerste Nederlandse Tourzege kunnen vieren. In plaats daarvan zat hij thuis. De Tour zou hij nooit rijden. Ook 52 jaar na dato doet het nog pijn: "Hoe stom kun je zijn?"
Denkend aan zijn jeugdheld, komt een zoetere herinnering boven. "Het was Parijs-Nice. Mijn vrouw was die dag jarig, maar in plaats van te schitteren reed ik waardeloos. Ik zat achterin te zwoegen, toen ik opeens een stem hoorde: 'Allez, vite. Kom maar in mijn wiel.' Het was Anquetil."
"In Nice nodigde hij me zelfs uit om mee te gaan naar een nachtclub. Maar toen we eenmaal zaten, kon ik mijn ogen niet open houden; zo stuk zat ik. Ik wilde Anquetil graag vertellen over die dag in Zandvoort, maar het is er nooit van gekomen."