Hof: marteling en executies door militairen Nederlands-Indië niet verjaard
Geweld door Nederlandse militairen in 1947 in Nederlands-Indië is niet verjaard. Dat heeft het gerechtshof in Den Haag beslist in zes zaken over geweld, marteling en standrechtelijke executies in Nederlands-Indië.
De zaken zijn aangespannen door de nabestaanden van vijf Indonesische onafhankelijkheidsstrijders die door Nederlandse militairen standrechtelijk zijn geëxecuteerd. De zesde zaak is aangespannen door de inmiddels overleden strijder Yaseman, die in 1947 door militairen is gemarteld.
Na eerdere vonnissen ging de Nederlandse staat in beroep, omdat de zaken zouden zijn verjaard. Het gerechtshof oordeelt dat de claims inderdaad in principe te laat zijn ingediend. Toch maakt het hof een uitzondering vanwege "de buitengewone ernst en de grote mate van verwijtbaarheid van het gebruikte geweld".
Ook heeft de Nederlandse staat het moeilijk gemaakt om de zaken te bewijzen, zo stelt het hof, omdat de mishandelingen en executies destijds niet werden geregistreerd.
Sigaret uitgedrukt
Yaseman werd in 1947 in Oost-Java opgepakt door militairen van het KNIL, het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. Die verdachten hem ervan de Indonesische onafhankelijkheidsbeweging te steunen. Om een bekentenis los te krijgen is hij onder meer met een stok op zijn hoofd geslagen en werd een brandende sigaret op zijn hoofd uitgedrukt. Zijn nabestaanden krijgen een schadevergoeding van 5000 euro.
Het is nog niet duidelijk of de nabestaanden van de vijf standrechtelijk geëxecuteerde mannen ook een schadevergoeding krijgen. Het gerechtshof heeft alleen bepaald dat de zaak niet is verjaard. Een rechtbank moet nu vaststellen of de vijf inderdaad een kind zijn van de geëxecuteerde mannen. Als dat volgens de rechter bewezen is, kunnen zij aanspraak maken op een vergoeding van kosten van levensonderhoud.