Jean-Pierre Monseré, de enige wereldkampioen die in de regenboogtrui het leven liet
Hij heeft de auto nooit gezien, daar is iedereen zeker van. Wellicht droomde Jean-Pierre Monseré even weg op zijn fiets. Dacht hij al aan Milaan-Sanremo, de wedstrijd van vier dagen later. Want daar wilde hij zijn regenboogtrui glans geven.
Hij keek even om, zo gaat het verhaal, zwenkte uit naar links en toen was daar de knal. De jeugdige Belg (22), die zeven maanden eerder nog iedereen verraste, botste vol op een stilstaande auto en was op slag dood.
Ruim 49 jaar later doemt zijn naam weer even op, nu het internationale profpeloton opnieuw is neergestreken in Engeland: 'Jempi' Monseré, de enige wereldkampioen die in zijn regenboogtrui het leven liet.
Terwijl hij klaarstond voor de start op die zestiende augustus 1970, zag Jean-Pierre Monseré alleen maar grote namen om zich heen. En velen droegen hetzelfde shirt als hij. Eddy Merckx, Roger de Vlaeminck, Walter Godefroot; allemaal hadden ze op het racecircuit van Mallory Park in Leicester hun zinnen gezet op de wereldtitel.
Sommige ploeggenoten hadden hun wenkbrauwen gefronst bij de selectie van de debutant, maar Monseré had zijn plek verdiend door anderhalve maand eerder de strijd aan te gaan met Merckx op het Belgisch kampioenschap. Hij haalde Merckx zelfs tot drie keer toe terug. Ongekend, ook voor die tijd al. Pas toen de twee het op een akkoordje hadden gegooid, kon Merckx zijn eerste nationale titel opeisen.
Eenmaal in Leicester, was Monseré geenszins van plan om als knecht te figureren. Hij zat vanaf het begin in elke ontsnapping mee en dus ook in de beslissende, op zo'n zestig kilometer van de finish. De Italiaan Felice Gimondi sprong weg, Monseré reageerde. Er ontstond een kopgroep met twee Fransen, aan wie de jonge Belg later zijn premie zou overmaken, een Deen en een Brit.
'Nee, het is een ander!'
Daarachter keek iedereen naar België om actie te ondernemen, maar Merckx, met de nationale titelstrijd nog in zijn achterhoofd, was niet van plan achter zijn landgenoot aan te rijden. Met de finish in zicht, plaatste één renner uit de kopgroep een splijtende demarrage. NOS-commentator Jean Nelissen dacht in eerste instantie aan Gimondi. "Nee! Het is een ander! Het is een andere renner die heeft weten te ontsnappen. Het is Jean-Pierre Monseré."
Merckx had het voor de mondiale titelstrijd al gezien. En ook al voor het Belgische kampioenschap waarop hij met Monseré te maken kreeg. "Hij was geen gewone neoprof. Het gemak waarmee hij reed. Hij had meer dan anderen. Hij had de kop van een kampioen", zei Merckx tegen Belga Sport. Zo deed Monseré nauwelijks een maand mee bij de grote jongens of hij had al een klassieker op zijn palmares staan, de Ronde van Lombardije.
De Vlaeminck, die zelf uit zou groeien tot 'mister Parijs-Roubaix', beaamt tegen datzelfde Belga Sport, dat een documentaire maakte over Monseré, de woorden van Merckx. "Hij kon alles. Hij was een supertalent. In sprinten was hij één van de rapsten, bergop was hij ook heel goed en tijdrijden kon hij ook. Hij kon eigenlijk alles."
Noodlot
Voor hetzelfde geld werd de naam van Monseré nu in een adem genoemd met die van Merckx, alom beschouwd als de beste renner aller tijden. Maar het noodlot besliste anders.
Zoals het noodlot al bepaalde dat Achiel Monseré, de vader van Jean-Pierre, slechts tien dagen van de wereldtitel kon genieten. Hij was hartpatiënt en mocht eigenlijk geen alcohol nuttigen, maar na de wereldtitel van zijn zoon liet hij de teugels teveel vieren. Hij overleed aan een hartstilstand.
Monseré junior volgde zijn vader zeven maanden later. Hij stierf in het harnas, de eerste en enige wereldkampioen in de geschiedenis die zijn opvolger niet meemaakte. Het gebeurde tijdens een weinig aansprekende wielerwedstrijd, een zogeheten kermiskoers, rondom het plaatsje Retie. Oud-coureur Freddy Maertens, een goede vriend van de familie, vertelde in 2007 tegen de NOS wat er gebeurde.
"Er stond enorm veel wind, het peloton was in waaiers uiteengevallen. Op een bepaald moment kwam Jean-Pierre van de kop, hij had zijn deel gedaan, om weer achteraan in te schuiven. Dan moet er vanuit de tegenovergestelde richting een vrouw gekomen zijn met een auto. Wat er toen gebeurd is in het hoofd van Jean-Pierre? Niemand weet het."
Dat er een auto op het parcours kon verschijnen, had alles te maken met de regels van die tijd. In België werd het normale verkeer niet stilgelegd voor kleine wedstrijden. Sterker nog; het verkeer werd er in die wedstrijd niet eens op geattendeerd dat er een wielerwedstrijd gaande was. De betreffende chauffeur verklaarde later dat ze van niets wist en bij het zien van wielrenners direct haar auto in de berm had geparkeerd.
'Op slag klinisch dood'
Maertens: "Iedereen ontweek die auto en Jempi is er tegenaan gereden en is door de voorruit gegaan. En ja, fataal." De weduwe van Monseré, Annie Victor, ging altijd mee naar de wedstrijden van haar Jempi, nu was ze thuisgebleven om alvast zijn koffer in te pakken voor Milaan-Sanremo. "Het was de vijftiende om drie uur 's middags. Er kwam een speciaal bericht op de radio dat de wereldkampioen was verongelukt. Zo heb ik het gehoord. Op de radio."
Het wrange aan het hele verhaal is dat Monseré de kermiskoers helemaal niet zou rijden. Hij was in voorbereiding op Milaan-Sanremo. Dáár wilde de wereldkampioen zijn regenboogtrui tonen. Hij wilde winnen. Maar het was hommeles binnen zijn team, Mars-Flandria. Er waren teveel kapiteins op het schip. Roger de Vlaeminck en Monseré, tot dan toe al jarenlang beste vrienden, kregen het met elkaar aan de stok. De Vlaeminck piepelde zijn vriend in een wedstrijd door zijn eigen streek.
Monseré eiste daarop duidelijkheid. Als de ploeg naar Milaan-Sanremo zou trekken, wilde hij de kopman zijn, anders ging hij niet. De ploegbaas van Mars-Flandria bedacht dat de twee kemphanen het maar moesten bespreken rondom de kermiskoers in Retie. En zo geschiedde.
De Vlaeminck zei later dat de twee tijdens de koers hadden bedacht dat ze halverwege zouden afstappen. Zover mocht het niet komen.
Leed bleef de weduwe van Monseré daarna ook niet bespaard. Zoontje Giovanni, die twee jaar oud was toen zijn vader verongelukte, kwam vijf jaar later ook om in het verkeer. "Giovanni is op dezelfde manier met z'n fietsje verongelukt. Die was ook op slag... Die was ook klinisch dood. Het was net zo'n ongeluk als bij Jean-Pierre."
'Giovanni was zeven, de auto kwam uit een zijstraat'
Giovanni had die dag een regenboogtrui aan, net als zijn vader. "Ze waren met vier kameraadjes aan het koersen. Hij zat op kop. Die auto kwam uit een zijstraat en hij was op slag dood. Hij was zeven jaar. Hij had net z'n eerste communie gedaan. Hij had het fietsje gekregen van Freddy."
Bekijk hieronder de documentaire die Belga Sport maakte over Jean-Pierre Monseré
Joop Zoetemelk was één van de vele kapiteins bij Mars-Flandria in die jaren. De Nederlander stond echter net als Monseré pas aan het begin van zijn carrière. "Je had bij Flandria toen de beide De Vlaemincks, je had Leman. Ik zat nog niet zo vaak in het complot."
Hij maakte Monseré slechts een paar keer mee. "Ik heb niet echt veel met hem gereden. Hij reed dat eerste jaar nog veel voorjaarswedstrijden, maar de Tour nog niet. Die reed ik wel. Hij had al een mooi palmares, werd niet voor niets wereldkampioen."
De dan 24-jarige Nederlander was in Frankrijk toen hij het nieuws hoorde. "We zaten in Parijs-Nice met de ploeg. Hij was in België gebleven om Milaan-Sanremo voor te bereiden. We hoorden van het ongeval na onze etappe volgens mij, ik weet dat niet meer precies. Het is ook niet zo leuk om het er na zoveel jaar nog over te hebben."
Bloemen uit Sanremo
Net als tegenwoordig wachtte de koers destijds ook op niemand. Mars-Flandria stond gewoon aan het vertrek van Milaan-Sanremo, nog voordat Monseré begraven was. "Het gaat verder, het leven gaat verder. De ploeg heeft nog Milaan-Sanremo gereden, maar dat hadden we beter niet kunnen doen, we bakten er niet veel van."
Zoetemelk liep als ploeggenoot met de kist mee tijdens de begrafenis, die een dag na Milaan-Sanremo gehouden werd. Eddy Merckx haastte zich terug vanuit Italië om er ook bij te zijn en nam de bloemen mee die hij voor zijn zege in Sanremo in ontvangst had genomen. De bloemen die Monseré graag zelf in de lucht had gehouden, lagen nu op zijn kist.